Geplaatst op

Nederzwitser biedt Braziliaanse Jungle aan als onderpand.

 

Buitengewone aankondiging van het Management van Genesis Energy Investment Plc

Gebaseerd op officiële informatie van Genesis Solar España S.L., Genesis Capital Management Ltd. en Vital Source S.A. op 6 december 2010 kondigt het management het volgende aan:

“Op 3 augustus publiceerde Genesis Energy Investment Plc dat het een memorandum of understanding ondertekende met Vital Source A.A.. Onder die overeenkomst zou Vital Source S.A. een bijdrage in natura te leveren aan GENESIS Solar España S.L.,  voor een bedrag van € 47.000.000. Taxateurs moesten de waardering van het actief eerst nog beoordelen. Die kon daardoor dus nog hoger uitvallen. Het aanbod was onderworpen aan aanvaarding door de accountants van GSE.

Dhr. Thomas Geraets, CEO van Vital Source S.A., verklaarde op dat moment: “We zijn vastbesloten om bij te dragen aan de voltooiing van de fabriek voor zeer geavanceerde dunne film fotovoltaïsche modules in Spanje. Daarnaast zijn we van plan een overeenkomst voor de ontwikkeling van een soortgelijke fabriek in Brazilië te sluiten.”

Op 2 december 2010 sloot Vital Source S.A. (Zwitserland) een juridisch bindende overeenkomst met GENESIS Solar España S.L. om nog een extra actief bij te dragen. Hierdoor kan GENESIS Solar Espana S.L. nu haar kapitaalverhoging voltooien. Het bereikt zo het vereiste niveau van kapitalisatie om met de uitvoering van het Business Plan te beginnen.

Vital Source stelt GENESIS Solar España S.L. in staat om het actief zelf te gebruiken. Het kan het ook toewijzen aan GENESIS Solar Corporation of GENESIS Investment Funds Ltd., met als doel geld te verdienen met dat actief.

Vital Source S.A. ontvangt haar aandeel in Genesis Solar España S.L. op basis van de gecontroleerde waarde van het bijgedragen actief. Het moet die investering in GENESIS Solar España S.L. dan omzetten in Genesis Solar Corporation-aandelen tegen een vaste prijs van USD 10,00 per aandeel. Dat moet vóór de datum waarop GENESIS Solar Corporation zal worden geïntroduceerd op een beurs in de Verenigde Staten.HET ACTIEF

Het actief dat Vital Source S.A. nu aanbiedt, bestaat uit rechten op 434.000 hectare tropisch regenwoud in het Amazonegebied in Brazilië. De inbreng kan worden gebruikt om zogenaamde Carbon Credits (CO2-certificaten) te genereren. Het pand kan ook dienen voor het voortzetten van duurzaam bosbeheer.

Alvorens het pand te accepteren, evalueerde een externe onafhankelijke professionele taxateur, geïntroduceerd door een gerenommeerde accountantsonderneming, het actief. Hij kende er een waarde van USD 66 miljoen aan toe. Dat is exclusief de waarde van het tropische hardhout.

Om tot deze potentiële waarde te komen moet eerst houtkap zijn toegestaan. Daarvoor zijn bepaalde openbare registraties nodig. Het verkrijgen daarvan is een langdurig proces. Om het pand veilig te stellen en intussen onmiddellijk te beginnen met het verkrijgen van de vergunningen, biedt Vital Source S.A. nu het vruchtgebruik op het actief aan. Dat is geaccepteerd door GENESIS Solar España S.L., en zal nu dus deel uitmaken van de inbreng in GENESIS Solar España S.L., of haar cessionaris.

Tot slot zal Genesis Solar España S.L. doorgaan met het bouw- en bestelproces van de belangrijkste apparatuur voor de fabriek. Het zal daarover in de nabije toekomst bepaalde besluiten nemen en publiceren. Daarna kan de verandering van eigendom van GENESIS Solar España S.L. – dat een dochteronderneming van GENESIS Solar Corporation zal worden – doorgang vinden. Deze transactie zal na voltooiing openbaar worden gemaakt.

6 december 2010

Peter Jacobs/Damian Greco, managing directors van Genesis Solar España S.L.

Herald A.M.A. Janssen LLM, managing director van Genesis Capital Management Ltd.
Thomas Geraets, managing director van Vital Source S.A.

Geplaatst op

NEDERZWITSER biedt voor 47 miljoen dollar Braziliaans regenwoud aan als onderpand voor Spaans zonnepanelenproject.

NEDERZWITSER biedt voor 47 miljoen dollar Braziliaans regenwoud aan als onderpand voor Spaans zonnepanelenproject.

Soms in je leven kom je iets tegen, dat je de ogen doet uitwrijven. In mijn geval gebeurde dat in 2019. Ik ontmoette een Nederlands heerschap met Zwitsers – Braziliaans verleden. Het was in Rotterdam, aan de nieuwe Maas… Het ging om een zakelijk voorstel. Deelname in een “global start up”, en het diende een goed doel. Er was een ambitieus plan. In een paar jaar moest dat tot wereldwijde expansie en notering aan één of meerdere internationale beurzen leiden. Met die beursgang zouden al gauw honderden miljoenen gemoeid zijn.

Tijdens ons gesprek deed mijn gesprekspartner enkele opzienbarende mededelingen. Één daarvan betrof het regenwoud in Brazilië. Hij zou er 435.000 hectaren tropisch regenwoud en drie ethanol fabrieken bezitten.

MIDDEN IN BESCHERMD GEBIED IN DE STAAT AMAZONAS

Het zuidelijk gedeelte van Brazilië’s grootste staat – Amazonas – is één van de meest ontboste streken in het hele Amazonegebied. Rond het stadje Apui (22.000 inwoners), met een oppervlakte van 5,5 miljoen hectaren 30 % groter dan heel Nederland, bevindt zich de “Fazenda Boa Fé”. Geen boerderij, zoals je misschien denkt, maar een tropisch regenwoud. Het beslaat een groot deel van het bos tussen twee rivieren: de Guariba en de Aripuana, 435.000 hectare in totaal. Het omvat de “Sustainable Development Reserve” rond de oevers van de Aripuana, bedoeld voor duurzame ontwikkeling, vooral gericht op kansen voor de oorspronkelijke bewoners van het gebied.

regenwoud in het amazonegebiedDe Fazenda Boa Fé maakt deel uit van de “Mozaïek van Apui” een beschermd gebied van 2,5 miljoen hectaren net boven de staat “Mato Grosso”, en is gereguleerd in een beheerplan dat onder president Lula in het eerste decennium van deze eeuw gestalte kreeg. De instelling van deze zone was er met name op gericht de oprukkende veeteelt vanuit Mato Grosso een halt toe te roepen.

Ondanks dat ging 150.000 hectaren van het regenwoud van de gemeente Apui in de laatste 10 jaar verloren aan – grotendeels – illegale houtkap en brandstichtingen. Daarvóór viel het gebied ten prooi aan een aantal ernstige incidenten zoals de gewelddadige vedrijving van de geïsoleerd levende Kawahiva- stam uit hun natuurlijke leefomgeving, de vernietiging van de copaïba- bomen rond de Aripuana, waardoor de bewoners hun voornaamste inkomstenbron (copaïba hars, en de daaruit gewonnen olie) verloren, de aanleg van illegale wegen door houthakkers, en het plaatsen van borden waarop de bewoners de toegang tot hun natuurlijke leefomgeving werd ontzegd.

GROOTSCHALIGE ILLEGALE LANDHANDEL IN DE MOZAÏEK VAN APUI

Oorspronkelijk werd 40 % van het gehele mozaïek geclaimd door een coöperatie met 1.036 leden. Ze opereerden vanuit de stad Colniza in Mato Grosso, juist ten zuiden van de Mozaïek. Colniza is met 50 moorden per jaar op 25.000 inwoners de meest gewelddadige stad van heel Brazilië, en vrijwel al die moorden zijn gerelateerd aan “landkwesties”. De coöperatie was betrokken bij zowat alle misstanden in de Mozaïek in die jaren.

Bovendien maakte de coöperatie zich schuldig aan de illegale verkoop van kavels in het beschermde gebied. De leden betaalden contributie, en daarmee werden advocaten bekostigd die gronden in de Mozaïek op aanvraag “legaliseerden”. En dat kan niet… Je kunt in Brazilië weliswaar grond “kraken”, en je kunt dat ook officieel registreren (in de zg. CAR-registratie), maar de grond wordt daarmee geen eigendom, en je mag er ook niets mee zonder door geautoriseerde overheidsorganisaties verleende vergunningen.

HOE DE FAZENDA BOA FÉ IN NEDERLANDS- ZWITSERSE HANDEN KWAM

Bij de totstandkoming van het beheerplan voor de regio vindt een herverdeling van de gronden plaats. De Fazenda – die onderdeel uitmaakt van de voormalige gronden van de coöperatie – komt op basis van een oud bezitsdocument uit 1912 in handen van een bedrijfje “Boa Fé Participacoes Ltda”, (Boa Fé) in een buitenwijk van Sao Paolo, 4.000 kilometer verwijderd van de locatie van de grond.

De eigendom van de gronden is echter niet duidelijk uit het document. Het komt in Brazilië vaak voor dat gronden worden toegewezen op basis van dit soort oude – vaak gemanipuleerde – documenten. De Brazilianen hebben er een woord voor: “GRILAGEM”, en zien het als een vorm van landroof.

Dat bedrijfje, (Boa Fé) is op dat moment voor bijna 50 % in handen van het Liechtensteinse bedrijf “Natural Resources Development” (NRD), dat onder Nederlandse leiding staat. De overige 50 % staat indirect onder controle van een Braziliaanse advocaat, die eerder aan Semper Verde verbonden was, en de coöperatie vertegenwoordigde in de onderhandelingen met de gemeente Apuí. Diezelfde advocaat werd in 2007 aangeklaagd wegens de aanleg van een illegale weg in de Mozaïek, en was betrokken bij diverse incidenten rond houtkapactiviteiten in de gemeente Barreirinha in het noordoosten van de staat.

Later zou NRD ook zowat de gehele overgebleven helft in handen krijgen. Het “bezit” wordt gewaardeerd op tientallen miljoenen dollars, en ondergebracht in een Caribisch belastingparadijs.

EEN BIZARRE BESTEMMING VOOR DE FAZENDA IN ZUID- EUROPA

Diezelfde gronden worden in Augustus 2010 door een andere Nederlander vanuit een Zwitsers bedrijf als onderpand aangeboden voor een zonnepanelenproject in Cadiz (Spanje). Dat zonnepanelenproject is via een ingenieuze constructie langs een beursgenoteerd fonds in Budapest (Hongarije) eveneens in handen van het fonds in de Cariben, waarover enkele Nederlanders de regie voeren.

De affaire is voor mij de aanleiding geweest tot het schrijven van mijn boek “Het Woud van Tocantins”. Als je wil weten hoe dit verder gaat, en wat er vandaag aan de hand is in de Fazenda Boa Fé en de regenwouden van Liberia, dan kunt je het daarin lezen. Het persbericht waarin de transactie wordt aangekondigd kun je hier lezen…

Geplaatst op

LANDGRABBING DUTCHIES OF THE 3D MILLENNIUM

LANDGRABBING DUTCHIES OF THE 3d MILLENNIUM

illegal logs

From 1998 to the present, the Dutch have owned extensive land holdings in Amazonas. Brazil’s largest state is home to much of the region’s tropical rainforest. The claimed land ownership went with land grabs (Portuguese: “Grilagem”), crimes against humanity and illegal logging. Hundreds of thousands of hectares of virgin wilderness fell prey to the ruthless greed of adventurers and creative financiers from the lowlands.

Sao Paulo, 28th of Januari 2001.  A parliamentary commission charged with investigating the occupation of public land in Amazonas state reports on its findings. One chapter is devoted to the role of foreigners in the region.

The Committee concludes that by far the most important foreign landowner in the state is the Dutchman Gerardus Laurentius Joseph Bartels, who – together with Ms Monica Janette Bartels – acquired various plots of land in the region. In total, this concerns a staggering 367,000 hectares. The land is partly registered in the region around the city of “Barreirinha” on the banks of the Andirá River, and is part of Bartels’ company “Eco Brasil Holanda-Andirá Ltda“. The remainder is located near the town of Itacoatiara, and is owned by “Reflorestadora Ltda“, a subsidiary of Eco Brasil.

The committee points out that under Brazilian law Bartels, as a foreigner, may not own more than 2,750 hectares. His land ownership is largely illegal…

At that point in time, Bartels is honorary consul for the Netherlands in Belèm, the capital of the adjacent state of “Para”. In previous years he has taken over the land for pennies on the dollar from indigenous residents and poor farmers in the area.

By then – in 2001 – things had turned bad in the region around Barreirinha for several years. In March 1999, the governor of the state of Amazonas authorized the president of IPAAM to take action against Dutch people who were logging illegally at a 50-minute boat ride from the city of Barreirinha. IPAAM is the state agency that deals with logging licenses and enforcement thereof. The governor – Amazonino Mendez – did so after he received alarming signals from Thiago de Mello, an internationally renowned poet, who lives in Barreirinha; an ex-exile from the military dictatorship that reigned Brazil between 1964 and 1985.

IPAAM chief Vicente Nogueira visited the city, imposed an embargo on all logging activities in the region, and dispatched military police to the scene. They met four Dutchmen, who introduced themselves to him as owners of “Eco Brasil Holanda-Andirá”. On presentation of Nogueira’s enforcement request, the Dutch said they would continue their activities. When they then announced their intent to evict 2,000 indigenous families working in the area from their land, the governor announced that he would deploy military police to enforce the embargo. In the worst case, he would proceed to imprison the Dutch.

The latter did not happen. What did happen however, is that the military police, in a joint action with the

Indigenous “Sateré Mawé” population swept the area in a 10-day operation. 5 logging locations were closed. Environmental inspectors found 3,000 tree trunks submerged in tributaries of the Andira River. An apparent attempt to escape the watchful eye of the environmental inspectors.

250 loggers lost their jobs. They directed their anger at the poet Thiago de Mello; threatened to ambush and kill him. De Mello was placed under protection.

These incidents are the prelude to 20 years of land occupation and illegal deforestation by Dutch residents and Brazilian associates. You can read more about it in The Tocantins Forest.

Geplaatst op

Liberia sighs under Dutch rule in Liechtenstein logging company

Liberia sighs under Dutch rule in Liechtenstein logging company

land rental protest

The Liechtenstein company under Dutch leadership “NRD Natural Resources Development’ exploits part of the rainforest in Liberia. The two operating companies”International Consultant Capital” (ICC) and “Geblo logging”, acquired logging concessions on 398,000 hectares of land in the “Grand Gedeh”, “Sinoe” and “Rivercess” districts in 2009.

NRD owes a number of fees for the exercise of that right. For the land rental, taxes and a number of social obligations stipulated in the contract between the Liberian government and the logging companies. 

NRD and her subsidiaries never met their financial obligations toward Liberia since their inception, and in doing so they seriously failed the country and its people.

When the “Liberia Forest Initiative” (LFI) was launched in 2004, its intent was that the reforms of the Liberian forest sector after the end of the civil war would benefit the Liberian people. It was an initiative of the United States Department of State (via USAID), and was supported by a number of international organizations, including the World Bank.

By mid-2020, the arrears in the financial obligations of ICC and GEBLO jointly amount to over twenty-five million dollars. Money, which largely had to benefit local communities in Liberia. For the construction of infrastructure, schools and hospitals. The contracts were intended to lead to employment for the bitterly poor inhabitants of local communities. About 5,000 jobs were envisaged in the forestry sector. With decent housing, food and a safe working environment. Very little – if at all – has come of this. Today, the forestry sector employs 1,500 people. Of those, about 500 are employed by the two companies. Under poor working conditions; with meager wages, no housing. With irregular food rations and without job security. Little or nothing came of the initial promises.

The article below is a poignant example of how companies deal with their social responsibility. It is not a story in itself, there are numerous similar examples. The saga of the forest sector in liberia after Taylor and Kouwenhoven is endless and steeped in a large number of incidents and gross abuses. My book “The Tocantins Forest’ takes you along into the sad details.

ICC LOGGING EMPLOYEES THREATEN WITH HUNGER STRIKE OVER SALARY DELAY

Afbeelding met persoon, grond, groep, menigte Automatisch gegenereerde beschrijving

Grand Bassa County- About 250 workers from the “International Consultant Logging Company” (ICC) have threatened to go on hunger strike if they fail to pay five months’ wages owed to them by the company’s management.

According to Mr Emmanuel Somah, a representative of the disadvantaged workers, no more timber shipments will take place from the ICC facilities in Big Joe Town, just outside the port city of Buchanan, until the issue is resolved. The boycott will last until the arrears have been paid in full.

The injured workers’ action follows management’s plan to pay two months of their five-month arrears and the balance three months later. The workers reject this and demand that all five months be paid in full.

According to them, in order to calm the prevailing situation, the government must intervene quickly and ensure that they get their money, otherwise they will embarrass the company’s operation by blocking the main entrance until their demands are met.

Mr Somah said; “We came here on Monday to get our money and the management told us to go home and come back on Tuesday as they were not willing to pay our five months backlog.

However, when we arrived on Tuesday, management begged us to settle for two months from our five months backlog and showed us a later date for the balance to be paid. But we say no to that, we want all our money because we don’t trust the company. If not, the company will not operate in peace.”

The five month backlog is equivalent to USD$1,000 to USD$1,800.

“We have our wife and children at home, and there is no food. We work for this company and every month we have to apologize because we don’t get paid. Some of us have been abandoned by our wives and children because we cannot provide for their daily needs.

This company really pushes us to cause trouble and we’re not going home. We prefer to sleep at the company’s concession yard until we get our money,” said Mr. Somah.

The workers feel that the government of Liberia, including Grand Bassa County labor commissioner Mr Johnson Quaqua, does not represent them well, but speaks in the public interest of the company just because of the taxes they pay to the government.

Mr Somah added. “The president told us in his inaugural address that we wouldn’t be spectators of our own province’s economy, but now it’s even worse than that; we toil for nothing on our own land as if we were outsiders.

Cutting a log is no easy task. When we have a hard time in the bush, the government cannot provide protection, but there is now time and money to send a huge team of officers from the Police Unit (PSU) today to calm the situation and also to company and its management. This Is So Sad For Our Democracy”

When asked, Mr. Johnson Quaqua, the Grand Bassa County labor commissioner, condemned the company’s move to export the county’s resources while unable to pay its employees their wages.

Despite his disappointment, Mr. Quaqua thanked the aggrieved workers for their peaceful protest, assuring them that he would continue to pressure the management of the logging company until the money was paid in full.

Furthermore, Mr Quaqua said that the company’s management had told him that the slowdown in workers’ salary is caused by the fall in prices in the global market and the effect of the global Covid-19 pandemic.

“Because of my intervention, the workers have kept so quiet and I say it is not ‘good practice’. That’s why we’re urge anyone who owes workers a salary to make sure these people get their money, because that’s what they work for.”

Geplaatst op

Liberia zucht onder Nederlands bewind in Liechtensteins houtkapbedrijf

Liberia zucht onder Nederlands bewind in Liechtensteins houtkapbedrijf

land rental protest

Het Liechtensteinse bedrijf onder Nederlandse leiding “NRD Natural Resources Development’ exploiteert een deel van het regenwoud in Liberia. De twee werkmaatschappijen “International Consultant Capital” (ICC) en “Geblo Logging”, verwierven in 2009 concessies voor houtkap op 398.000 hectaren grond in de districten “Grand Gedeh”, “Sinoe” en “Rivercess”.

Voor de uitoefening van dat recht is NRD een aantal vergoedingen verschuldigd. Voor de huur van het land, belastingen en een aantal sociale voorzieningen die in het contract tussen de Liberiaanse regering en de houtkapbedrijven zijn vastgelegd. 

NRD en haar dochterondernemingen voldeden sinds 2009 nooit aan hun financiële verplichtingen jegens Liberia, en daarmee deden zij het land en haar bevolking ernstig tekort.

Toen het “Liberia Forest Initiative” (LFI) werd opgestart in 2004, was de bedoeling daarvan dat de hervormingen van de Liberiaanse bossector na het einde van de burgeroorlog ten goede zouden komen aan het Liberiaanse volk. Het was een initiatief van het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken (via USAID), en werd gesteund door een aantal internationale organisaties, waaronder de Wereldbank.

Medio 2020 bedraagt de achterstand in de financiële verplichtingen van ICC en GEBLO gezamenlijk ruim vijfentwintig miljoen dollar. Geld, dat voor een groot deel ten goede moest komen aan lokale gemeenschappen in Liberia. Voor de bouw van infrastructuur, scholen en ziekenhuizen. De contracten moesten leiden tot werkgelegenheid voor de bitter-arme inwoners van lokale gemeenschappen. In de bosbouwsector werden zo’n 5.000 banen voorzien. Met degelijke huisvesting, eten en een veilige werkomgeving. Daarvan is maar heel weinig – of helemaal niets – terecht gekomen. Vandaag telt de bosbouwsector 1.500 werknemers. Daarvan zijn er ongeveer 500 in dienst van de twee bedrijven. Onder slechte arbeidsomstandigheden; met karige lonen, geen huisvesting. Met onregelmatige voedselrantsoenen en zonder werkzekerheid. Van de aanvankelijke beloftes kwam weinig of niets terecht.

 

Onderstaan artikel is een schrijnend voorbeeld van hoe bedrijven met hun sociale verantwoordelijkheid omspringen. Het is geen verhaal op zich, er  zijn zo talloze voorbeelden; de saga van de bossector in liberia na Taylor en Kouwenhoven is ellenlang en doordrenkt met een groot aantal incidenten en grove misstanden. Mijn boek “het woud van Tocantins’ gaat er uitvoerig op in.

Werknemers Houtkapbedrijf “ICC LOGGING” dreigen met hongerstaking vanwege achterstallig salaris

Afbeelding met persoon, grond, groep, menigte Automatisch gegenereerde beschrijving

Grand Bassa County- Ongeveer 250 arbeiders van de “International Consultant logging Company” (ICC), hebben gedreigd in hongerstaking te gaan als ze vijf maandsalarissen die het management van het bedrijf hen schuldig is niet uitbetaald krijgen.

Volgens de heer Emmanuel Somah, vertegenwoordiger van de benadeelde arbeiders, zal geen verzending van hout meer plaatsvinden vanaf de ICC-faciliteiten in Big Joe Town, net buiten de havenstad Buchanan, zolang de kwestie niet opgelost is. De boycot zal duren totdat de achterstallige betalingen volledig zijn uitbetaald.

De actie van de benadeelde arbeiders volgt op het plan van het management om twee maanden van hun achterstallige betaling van vijf maanden te betalen en het saldo drie maanden later. De arbeiders verwerpen dit en eisen dat alle vijf maanden volledig worden betaald.

Volgens hen moet de overheid, om de heersende situatie te kalmeren, snel ingrijpen en ervoor zorgen dat ze hun geld krijgen, anders zullen ze de operatie van het bedrijf in verlegenheid brengen door de hoofdingang te blokkeren totdat hun eisen zijn ingewilligd.

De heer Somah zei; “We kwamen hier op maandag om ons geld te halen en het management zei ons naar huis te gaan en dinsdag terug te komen omdat ze niet bereid waren om onze achterstand van vijf maanden te betalen.

Maar, toen we dinsdag kwamen, smeekte het management ons van onze vijf maanden achterstand met twee maanden genoegen te nemen en liet ons een latere datum zien waarop het saldo zou worden betaald. Maar we zeggen daar nee tegen, we willen al ons geld omdat we geen vertrouwen hebben in het bedrijf. Zo niet, dan zal het bedrijf niet in vrede opereren”.

De achterstand van vijf maanden is gelijk is aan USD $ 1.000 tot USD $ 1.800.

“We hebben onze vrouw en kinderen thuis, en er is geen eten. We werken voor dit bedrijf en elke maand moeten we ons verontschuldigen, omdat we geen loon ontvangen. Sommigen van ons zijn door hun vrouw en kinderen in de steek gelaten omdat we niet in hun dagelijkse behoeften kunnen voorzien.

Dit bedrijf drijft ons er echt toe om problemen te veroorzaken en we gaan niet naar huis. We slapen liever op de concessiewerf van het bedrijf totdat we ons geld krijgen”, zei de heer Somah.

De arbeiders vinden dat de regering van Liberia, waaronder de heer Johnson Quaqua, arbeidscommissaris van Grand Bassa County, hen niet goed vertegenwoordigt, maar spreekt in het algemeen belang van het bedrijf, alleen vanwege de belastingen die ze aan de regering betalen.

De heer Somah voegde toe. “De president vertelde ons in zijn inaugurele rede dat we geen toeschouwers zouden zijn van de economie van onze eigen provincie, maar nu is het zelfs erger dan dat; we ploeteren voor niets op ons eigen land alsof we buitenstanders zijn.

Een stam doorzagen is geen gemakkelijke taak. Als we het moeilijk hebben in de bush, kan de regering geen bescherming bieden, maar er is nu wel tijd en geld om vandaag een enorm team van officieren van de politie-eenheid (PSU) te sturen om de situatie te kalmeren en ook om het bedrijf en zijn management te beschermen. Dit Is zo triest voor onze democratie”

Desgevraagd veroordeelt dhr. Johnson Quaqua, de arbeidscommissaris van Grand Bassa County, de actie van het bedrijf om de hulpbronnen vanuit de provincie te exporteren, terwijl het zijn werknemers niet hun gerechtvaardigde loon kan betalen.

Ondanks zijn teleurstelling, bedankte dhr. Quaqua de benadeelde arbeiders voor hun vredelievende protest, en verzekerde hun dat hij voortdurend druk zou uitoefenen op het management van het houtkapbedrijf totdat het geld volledig zou worden betaald.

Verder zei de heer Quaqua dat het management van het bedrijf hem had verteld dat de vertraging van het salaris van de werknemers veroorzaakt wordt door de prijsdaling op de wereldmarkt en het effect van de wereldwijde covid-19- pandemie.

“Door mijn tussenkomst hebben de arbeiders zich zo stilgehouden en ik zeg dat het geen “good practice” is. Daarom strijden we ervoor dat iedereen die arbeiders salaris verschuldigd is, ervoor moet zorgen dat deze mensen hun geld krijgen, want dat is waar ze voor werken”.

Geplaatst op

LANDROVENDE NEDERLANDERS IN HET 3DE MILLENNIUM

LANDROVENDE NEDERLANDERS IN HET 3DE MILLENNIUM

illegal logs

Vanaf 1998  tot heden hebben Nederlanders omvangrijke grondposities in Amazonas in handen gehad. De grootste provincie van Brazilië herbergt een groot deel van het tropische regenwoud in de regio. Het geclaimde grondbezit ging gepaard met landroof (Portugees: “Grilagem”), misdaden tegen de menselijkheid en illegale houtkap. Vele honderdduizenden hectaren maagdelijke wildernis vielen ten prooi aan de nietsontziende hebzucht van avonturiers en creatieve financiers uit de lage landen.

Sao Paulo, 28 Januari 2001. Een parlementaire commissie belast met onderzoek naar de bezetting van openbare grond in de provincie Amazonas doet verslag van haar bevindingen. Één hoofdstuk is besteed aan de rol van buitenlanders in de regio.

De commissie concludeert dat verreweg de belangrijkste buitenlandse landeigenaar in de staat de Nederlander Gerardus Laurentius Joseph Bartels is, die samen met mevrouw Monica Janette Bartels diverse percelen in de regio heeft verworven. In totaal gaat het om een slordige 367.000 hectaren. De gronden zijn deels geregistreerd in de regio rond de stad “Barreirinha” aan de Andirá rivier, en zijn ondergebracht in Bartels’ bedrijf Eco Brasil Holanda-Andirá Ltda. Een ander deel bevindt zich nabij de stad Itacoatiara, en is eigendom van Reflorestadora Ltda, een dochteronderneming van Eco Brasil.

De commissie wijst erop dat Bartels als buitenlander in de gegeven omstandigheden op basis van de Braziliaanse wet niet meer dan 2.750 hectare in bezit mag hebben. Het grondbezit is illegaal…

Bartels is op dat moment consul honoraire voor Nederland in Belèm, de hoofdstad van de aanpalende provincie “Para”. Hij heeft de gronden in de voorafgaande jaren voor een appel en een ei overgenomen van inheemse bewoners en agrariërs uit de omgeving. 

Er is dan – in 2001 – al enkele jaren het één en ander aan de hand in de regio rond Barreirinha. In maart 1999 machtigt de gouverneur van de staat Amazonas de president van IPAAM op te treden tegen Nederlanders die zich op 50 minuten varen van de stad Barreirinha schuldig maken aan illegale houtkap. IPAAM is het staatsagentschap dat zich bezighoudt met (onder meer) licentiering van en handhaving op houtkaplicenties. De gouverneur – Amazonino Mendez – doet dat nadat hij alarmerende signalen ontving van Thiago de Mello, een internationaal vermaard dichter, die in Barreirinha woont. Hij is een ex-balling van de militaire dictatuur waaronder Brazilië gebukt ging tussen 1964 en 1985.

IPAAM-chef Vicente Nogueira bezoekt de stad, kondigt een embargo af op alle kapactiviteiten in de regio, en zendt de militaire politie naar de plaats des onheils. Zij treffen er vier Nederlanders, die zich aan hem voorstellen als eigenaren van “Eco Brasil Holanda-Andirá”. Op vertoon van het handhavingsverzoek van Nogueira zeggen de Hollanders hun activiteiten gewoon te zullen voortzetten. Als ze vervolgens laten weten 2.000 inheemse families, die in het gebied werken, van hun land te zullen verdrijven kondigt de gouverneur aan dat hij de militaire politie zal inzetten om het embargo af te dwingen. In het uiterste geval zal hij overgaan tot gevangenneming van de Nederlanders.

Dat laatste gebeurt niet. Wat wél gebeurt is dat de militaire politie in een gezamenlijke actie met de Inheemse “Sateré Mawé”- bevolking in een 10 dagen durende operatie het gebied schoonveegt. 5 kaplocaties worden gesloten. Inspecteurs van de milieudienst treffen 3.000 boomstammen ondergedompeld in zijarmen van de Andira rivier aan. Een kennelijke poging om aan het wakend oog van de milieu-inspecteurs te ontsnappen.

250 houthakkers verliezen hun werk. Zij richten hun woede op de dichter Thiago de Mello. Ze dreigen hem in een hinderlaag te lokken en te zullen doden. De Mello wordt onder bescherming gesteld.

Deze incidenten vormen de inleiding tot 20 jaar van landbezetting en illegale ontbossing door Nederlandse ingezetenen en Braziliaanse compagnons. Je leest er meer over in het woud van Tocantins.