Liberia zucht onder Nederlands bewind in Liechtensteins houtkapbedrijf

land rental protest

Het Liechtensteinse bedrijf onder Nederlandse leiding “NRD Natural Resources Development’ exploiteert een deel van het regenwoud in Liberia. De twee werkmaatschappijen “International Consultant Capital” (ICC) en “Geblo Logging”, verwierven in 2009 concessies voor houtkap op 398.000 hectaren grond in de districten “Grand Gedeh”, “Sinoe” en “Rivercess”.

Voor de uitoefening van dat recht is NRD een aantal vergoedingen verschuldigd. Voor de huur van het land, belastingen en een aantal sociale voorzieningen die in het contract tussen de Liberiaanse regering en de houtkapbedrijven zijn vastgelegd. 

NRD en haar dochterondernemingen voldeden sinds 2009 nooit aan hun financiële verplichtingen jegens Liberia, en daarmee deden zij het land en haar bevolking ernstig tekort.

Toen het “Liberia Forest Initiative” (LFI) werd opgestart in 2004, was de bedoeling daarvan dat de hervormingen van de Liberiaanse bossector na het einde van de burgeroorlog ten goede zouden komen aan het Liberiaanse volk. Het was een initiatief van het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken (via USAID), en werd gesteund door een aantal internationale organisaties, waaronder de Wereldbank.

Medio 2020 bedraagt de achterstand in de financiële verplichtingen van ICC en GEBLO gezamenlijk ruim vijfentwintig miljoen dollar. Geld, dat voor een groot deel ten goede moest komen aan lokale gemeenschappen in Liberia. Voor de bouw van infrastructuur, scholen en ziekenhuizen. De contracten moesten leiden tot werkgelegenheid voor de bitter-arme inwoners van lokale gemeenschappen. In de bosbouwsector werden zo’n 5.000 banen voorzien. Met degelijke huisvesting, eten en een veilige werkomgeving. Daarvan is maar heel weinig – of helemaal niets – terecht gekomen. Vandaag telt de bosbouwsector 1.500 werknemers. Daarvan zijn er ongeveer 500 in dienst van de twee bedrijven. Onder slechte arbeidsomstandigheden; met karige lonen, geen huisvesting. Met onregelmatige voedselrantsoenen en zonder werkzekerheid. Van de aanvankelijke beloftes kwam weinig of niets terecht.

Please select a wpDataTable.

 

Onderstaan artikel is een schrijnend voorbeeld van hoe bedrijven met hun sociale verantwoordelijkheid omspringen. Het is geen verhaal op zich, er  zijn zo talloze voorbeelden; de saga van de bossector in liberia na Taylor en Kouwenhoven is ellenlang en doordrenkt met een groot aantal incidenten en grove misstanden. Mijn boek “het woud van Tocantins’ gaat er uitvoerig op in.

Werknemers Houtkapbedrijf “ICC LOGGING” dreigen met hongerstaking vanwege achterstallig salaris

Afbeelding met persoon, grond, groep, menigte Automatisch gegenereerde beschrijving

Grand Bassa County- Ongeveer 250 arbeiders van de “International Consultant logging Company” (ICC), hebben gedreigd in hongerstaking te gaan als ze vijf maandsalarissen die het management van het bedrijf hen schuldig is niet uitbetaald krijgen.

Volgens de heer Emmanuel Somah, vertegenwoordiger van de benadeelde arbeiders, zal geen verzending van hout meer plaatsvinden vanaf de ICC-faciliteiten in Big Joe Town, net buiten de havenstad Buchanan, zolang de kwestie niet opgelost is. De boycot zal duren totdat de achterstallige betalingen volledig zijn uitbetaald.

De actie van de benadeelde arbeiders volgt op het plan van het management om twee maanden van hun achterstallige betaling van vijf maanden te betalen en het saldo drie maanden later. De arbeiders verwerpen dit en eisen dat alle vijf maanden volledig worden betaald.

Volgens hen moet de overheid, om de heersende situatie te kalmeren, snel ingrijpen en ervoor zorgen dat ze hun geld krijgen, anders zullen ze de operatie van het bedrijf in verlegenheid brengen door de hoofdingang te blokkeren totdat hun eisen zijn ingewilligd.

De heer Somah zei; “We kwamen hier op maandag om ons geld te halen en het management zei ons naar huis te gaan en dinsdag terug te komen omdat ze niet bereid waren om onze achterstand van vijf maanden te betalen.

Maar, toen we dinsdag kwamen, smeekte het management ons van onze vijf maanden achterstand met twee maanden genoegen te nemen en liet ons een latere datum zien waarop het saldo zou worden betaald. Maar we zeggen daar nee tegen, we willen al ons geld omdat we geen vertrouwen hebben in het bedrijf. Zo niet, dan zal het bedrijf niet in vrede opereren”.

De achterstand van vijf maanden is gelijk is aan USD $ 1.000 tot USD $ 1.800.

“We hebben onze vrouw en kinderen thuis, en er is geen eten. We werken voor dit bedrijf en elke maand moeten we ons verontschuldigen, omdat we geen loon ontvangen. Sommigen van ons zijn door hun vrouw en kinderen in de steek gelaten omdat we niet in hun dagelijkse behoeften kunnen voorzien.

Dit bedrijf drijft ons er echt toe om problemen te veroorzaken en we gaan niet naar huis. We slapen liever op de concessiewerf van het bedrijf totdat we ons geld krijgen”, zei de heer Somah.

De arbeiders vinden dat de regering van Liberia, waaronder de heer Johnson Quaqua, arbeidscommissaris van Grand Bassa County, hen niet goed vertegenwoordigt, maar spreekt in het algemeen belang van het bedrijf, alleen vanwege de belastingen die ze aan de regering betalen.

De heer Somah voegde toe. “De president vertelde ons in zijn inaugurele rede dat we geen toeschouwers zouden zijn van de economie van onze eigen provincie, maar nu is het zelfs erger dan dat; we ploeteren voor niets op ons eigen land alsof we buitenstanders zijn.

Een stam doorzagen is geen gemakkelijke taak. Als we het moeilijk hebben in de bush, kan de regering geen bescherming bieden, maar er is nu wel tijd en geld om vandaag een enorm team van officieren van de politie-eenheid (PSU) te sturen om de situatie te kalmeren en ook om het bedrijf en zijn management te beschermen. Dit Is zo triest voor onze democratie”

Desgevraagd veroordeelt dhr. Johnson Quaqua, de arbeidscommissaris van Grand Bassa County, de actie van het bedrijf om de hulpbronnen vanuit de provincie te exporteren, terwijl het zijn werknemers niet hun gerechtvaardigde loon kan betalen.

Ondanks zijn teleurstelling, bedankte dhr. Quaqua de benadeelde arbeiders voor hun vredelievende protest, en verzekerde hun dat hij voortdurend druk zou uitoefenen op het management van het houtkapbedrijf totdat het geld volledig zou worden betaald.

Verder zei de heer Quaqua dat het management van het bedrijf hem had verteld dat de vertraging van het salaris van de werknemers veroorzaakt wordt door de prijsdaling op de wereldmarkt en het effect van de wereldwijde covid-19- pandemie.

“Door mijn tussenkomst hebben de arbeiders zich zo stilgehouden en ik zeg dat het geen “good practice” is. Daarom strijden we ervoor dat iedereen die arbeiders salaris verschuldigd is, ervoor moet zorgen dat deze mensen hun geld krijgen, want dat is waar ze voor werken”.

nl_NLDutch