Geplaatst op

Van varkensmest naar brandhout op een luchtfiets

Afbeelding met muur, binnen Automatisch gegenereerde beschrijving

Van varkensmest naar brandhout op een luchtfiets

Afbeelding met muur, binnen Automatisch gegenereerde beschrijving

Bij alle commotie over de stikstofcrisis en het aanverwante boerenverdriet, moest ik terugdenken aan een kwestie uit de eerste helft van de negentiger jaren. Ik kwam het tegen in mijn onderzoek naar de ontbossing van de regenwouden in het Amazonegebied en West-Afrika.

In die tijd was er een mestverwerkingsbedrijf “Promest”, in Helmond. Het verwerkte drijfmest van varkenshouderijen tot mestkorrels. Het idee was die korrels wereldwijd als bodemverrijkingsproduct voor de landbouw in te zetten. Een wereldmarkt lag open. Niet alleen ging Promest zo in één klap het toen al schrikbarende mestoverschot in Nederland oplossen, ze zouden ook nog eens schathemeltjerijk worden van de varkenspoep waar we tot dan toe geen weg mee wisten. Sterker nog; Promest moest poep gaan importeren, want ze zouden de vraag nooit aankunnen met alleen dat beetje Nederlandse poep.

Gejubel klonk uit alle hoeken van het land. Minister Braks kwam de presentatie van de bouwplannen voor de nieuwbakken industrieparel opluisteren, samen met nationale milieuknuffelbeer Ed Nijpels, en zelfs koningin Beatrix toog naar Helmond om dit toonbeeld van innovatie en zuivere Hollandse handelsgeest te bewonderen. Investeerders pompten een kleine 135 miljoen in de poep-converter, en de overheid smeet er ook een subsidietje van 8 miljoen tegenaan.

Het gejubel verstomde snel toen bleek dat de boeren niet wilden betalen voor het aanleveren van hun poep aan de Promest-boys. Zo van die dingen die je over het hoofd ziet bij het opstellen van je ondernemingsplan. Kan gebeuren, nietwaar? Dat was even slikken in de stad van de kattenmeppers. De wendbare geesten uit Oost-Brabant bedachten echter dat het enorme exportpotentieel hen uiteindelijk wel zou redden. De pijlen werden gericht op het midden Oosten, want daar hebben ze geld…

De ganse, verdorde, door de zon gegeselde zandbak zou met een gezonde laag oer-Hollandse varkensmestkorrels worden bedekt, en daarna zou alras een frisgroene oase ontstaan. Met velden vol wuivende korenaren, hier en daar onderbroken door een graansilo aan de horizon.

Nu begrepen de Helmonders ook wel dat varkenspoep de facto een weinig frisse bedoening is, maar dat de Arabieren er ook vanuit hun levensbeschouwing bezwaar tegen hadden dat de poepkorrels van de vrolijke, intelligente, maar vooral ook onreine, knorrende krulstaarten in de Sahara werden geknikkerd, daar hadden ze dan weer niet op gerekend. Inschattingsfoutje…

VARKENSPOEP IN HET REGENWOUD

Wat nu? Het plan dreigde op een fiasco uit te draaien. Te elfder ure meldde zich, als bij wonder, een engel uit het westen. Het was de Nederlander Gerardus Bartels, die al meer dan dertig jaar in Brazilië woonde. Hij was Honorair-Consul voor Nederland in Belém, de hoofdstad van de Braziliaanse provincie Pará.

De consul zag wel brood in de Helmondse korrels; wilde er de voedingsarme gronden in het Amazonegebied mee oppeppen. Promest dacht er voor zo’n veertig miljoen per jaar te kunnen verkopen, en op termijn wellicht een veelvoud daarvan.

Nu is honorair-consul, zoals de naam al doet vermoeden, een erebaantje. Daar kan de consul niet van leven, en dus had Bartels ook andere bezigheden; Bartels was houthakker… Hij kapte en zaagde het regenwoud in mootjes en maakte er plankjes, kozijnen of vloerdelen van, in zijn fabriekje in Pará. Hij bedacht dat, nu het zijn levensvervulling was geworden het kaalgekapte regenwoud te bevruchten, er dan ook wel voldoende gekapt moest worden. Dus Bartels begon grond op te kopen.

En hij ging voortvarend te werk. In een paar jaar tijd kocht hij 370.000 hectaren tropisch regenwoud bij elkaar. Voor een habbekrats, want een plattelandshand is snel gevuld in Brazilië. Daarmee was Bartels na een paar jaar de grootste buitenlandse grondbezitter in het hele Braziliaanse Amazonegebied.

Helaas, de pret zou niet lang duren… In Augustus 1995 werd het faillissement van Promest aangevraagd. Het geduld was op… Het was ook te mooi om waar te zijn. Nederlandse varkens poepen zich een ongeluk, Promest maakt er korreltjes van, stuurt die op naar Brazilië. Daar gooien ze het op wat ééns regenwoud was, om er gewassen op te verbouwen. Die exporteren ze dan terug naar Nederland, waar wij er dan weer veevoer van maken. De varkentjes eten dat op, gaan weer poepen; enzovoorts, enzoverder. Wat is circulaire landbouw toch mooi…

Alleen jammer dat het regenwoud intussen naar de bliksem werd geholpen.

HET BOS VERHUIST NAAR DE GRAAFSCHAP

Daar zat hij dan met al die hectaren regenwoud… Bartels had zijn gronden in twee Braziliaanse Bedrijven ondergebracht: “Eco Brasil Holanda-Andira Ltda” en “Reflorestadora Ltda”. Hij verkocht zijn belang ten einde raad dan maar aan enkele Nederlanders in Winterswijk. Die richtten het bedrijf “Eco-Brasil BV” op en gingen vrolijk verder met het omver-zagen van het maagdelijk regenwoud in de provincie Amazonas, want daar had Bartels zijn gronden verworven.

Ze hadden een nieuw business- model bedacht: het regenwoud ontbossen, en daarvoor in de plaats teakbomen planten. Die zouden dan vele miljoenen per jaar opbrengen, zo was het idee… De Winterswijkers verkochten – via dit door hen opgericht investeringsfondsje – Bartels’ regenwoud in hapklare brokken door aan Nederlandse particuliere beleggers. Met een mooi rendement, van wel één procent per maand, en alles onder het mom van een ecologisch verantwoorde investering.

De Achterhoekers beloofden voor ieder teakboompje dat ze omzaagden gewoon weer een nieuw boompje aan te planten. Aldus zou een wonderbaarlijk economisch perpetuum mobile verrijzen, dat de deelnemers in het fonds eeuwige rijkdom en een zelfvoldaan gevoel zou bezorgen.

Nu komen teakbomen van origine in het Braziliaanse regenwoud niet voor. De soort is er niet endemisch zoals dat heet. Teakboompjes komen van origine uit Zuid-oost Azië. Waarom zou je in vredesnaam het rijkelijk met exotische boomsoorten toebedeelde Amazonewoud vervangen door een teak-plantage? Zou dat de biodiversiteit nu echt ten goede komen?

Hier toont zich het economisch vernuft van de ondernemers uit De Graafschap. Je verkoopt dat bos om te beginnen gewoon twee keer. Waarom zou je twintig jaar wachten tot die teakboompjes een keer rijp zijn voor de meedogenloze zaagmachines? Hak dat inheemse bos aan barrels, verkoop het dure tropische hardhout via de handel en betaal daaruit gewoon de eerst rendementen aan de investeerders, zo zullen ze hebben gedacht…

Consul Bartels was echter ongelukkigerwijs “vergeten” kapvergunningen voor zijn bezit in Amazonas te regelen, zijn gerommel in het regenwoud was volkomen illegaal. Toen de Nederlanders ook nog dreigden de Sateré-Mawé indianen, die er woonden, te verjagen, greep de gouverneur van de provincie in. In een gezamenlijke actie veegden de Militaire Politie en de Sateré Mawé het gebied in een tien dagen durende razzia schoon. Vijf kaplocaties werden gesloten, 250 houthakkers verloren hun baan, en de activiteiten van Eco-Brasil in Amazonas werden gestaakt. Bartels kwam op de opsporingslijst van de Braziliaanse politie terecht; rijp voor een paar jaartjes brommen.

1.800 goedgelovige Nederlanders investeerden intussen, in een paar jaar tijd, een slordige vijftig miljoen in stukjes plantage bij het stadje Barreirinha in Amazonas. Inkomsten waren er niet, de boel was immers stilgelegd. Eco Brasil in Nederland overleefde nog enkele jaren door beleggers rendement te betalen uit de inleg van weer nieuwe stumpers die in de fabeltjes van het fonds tuinden, maar legde uiteindelijk in 2003 toch het loodje. Het geld was op; zo gaat dat vaak met piramide-constructies…

EEN ADVOCAAT IN HET GROTE GROENE BOS

De directeuren van het fonds hadden intussen de bloemetjes flink buiten gezet. Ze kochten dure auto’s, onroerend goed, en verbrasten kapitalen in casino’s. Er volgden rechtszaken, en enkele van de heren werden in 2008 veroordeeld tot boetes en vrijheidsstraffen, oplopend tot zes jaar.

De curator in het faillissement verkocht het bezit van Eco-Brasil door aan weer een ander Nederlands investeringsfonds. Dat ging via een duistere offshore-constructie over Curaçao. Ze betaalden er twee miljoen voor, en dat geld verdween door de handen van enkele landgenoten richting god-mag-weten-waar… Het handelsregister van de Antillianen is een hol vat. Er staat niets in; geen namen van bestuurders, geen gedeponeerde jaarrekeningen, geen statuten, niets…

Het tropisch bos kwam uiteindelijk door samenspanning tussen een Nederlandse houthandelaar en de directeur van de Braziliaanse dochter van de nieuwe eigenaren terecht bij een Braziliaanse advocaat. Geen man van onbesproken gedrag. Hij werd eerder al eens drie jaar geschorst uit het ambt wegens vervalsing van eigendomscertificaten van “landelijke eigendommen”. Diezelfde jurist was eerder ook al betrokken bij een affaire rond illegale bingo’s in Brazilië. De toenmalig minister Rafael Greca van “Sport en Toerisme”, opvolger van voetballegende Pelé, struikelde over die affaire.

Een ander deel van het Eco-Brasil bezit werd buiten het faillissement om verkocht aan een Zwitsers beursgenoteerd bedrijf. Die transactie werd door dezelfde Nederlanders verricht die ook de mysterieuze miljoenenverdwijning via Curaçao organiseerden. Zij stonden op dat moment op de internationale opsporingslijst van Interpol in verband met betrokkenheid bij illegale prostitutie, mensenhandel en drugssmokkel. Met die deal was ook weer zo’n vijf miljoen dollar gemoeid. Alles bij elkaar dus zeven miljoen in de kassa van god-mag-weten-wie…

In Brazilië bestaat een wet die grondbezit door buitenlanders reguleert. Op basis daarvan kunnen niet-ingezetenen maar zeer beperkt grond aankopen. In het geval van onze diplomaat was dat 2.750 hectaren. Het grootste deel van zijn vermeende eigendommen was dan ook onrechtmatig verworven. Niet alleen het kappen was illegaal, het bezit zelf was dat ook!!!

Hoe dat kan? Wel, het is eigenlijk verbluffend eenvoudig, en tegelijkertijd te stupide voor woorden. Een groepje zakenlieden betaalt, en een clubje ambtenaren ontvangt. Corruptie en fraude dus; zo simpel is het.

Het gevecht om de gronden van Bartels duurt voort. De rechten van het gebied zijn nog steeds onderwerp van juridisch gesteggel. De Nederlanders proberen hun recht nog te halen, evenals de Sateré Mawé. En onze Braziliaanse Bingo-advocaat en zijn makkers? Die vinden het wel goed zo. De poet is binnen, en het tot plankjes verzaagde regenwoud huilt.

Klinkt dit als een fantastisch verhaal? Een kwaadaardige fabel wellicht? Helaas, het is de waarheid, er is geen woord van gelogen.

Ik deed onderzoek naar de activiteiten van Nederlanders in de regenwouden van Brazilië en Liberia. Die combinatie lijkt misschien exotisch, maar er zijn deels dezelfde personen bij betrokken; vandaar. Het resultaat is verbijsterend. Wij, Nederlanders, zijn betrokken bij de exploitatie van maar liefst 1,2 miljoen hectaren maagdelijk regenwoud. Achthonderdduizend in het Amazonegebied, en vierhonderdduizend in Liberia. Daarmee zijn we koploper, in beide gebieden.

Het is niet zo dat die rechten in handen zijn van multinationals of zelfs maar capabele, respectabele en gespecialiseerde bedrijven. Het zal u wellicht verbazen (of niet), maar het gaat hierbij voornamelijk om vrijbuiters, profiteurs, opportunisten en boefjes van velerlei allooi.

OUD PAPIER IN DE MOZAÏEK VAN APUÍ

Er zijn verbluffende voorbeelden. Zo gebeurde het dat een Nederlands – Liechtensteinse groep het bezit van een enorm – grotendeels beschermd – bosgebied in het zuiden van de staat Amazonas claimde op basis van een document uit 1912. Niet dat uit dat document duidelijk was dat zij de eigenaren van die gronden waren, maar dat is niet persé een belemmering in Brazilië. Er zijn ambtenaren die op basis van zo’n onduidelijk document een stuk grond (in dit geval 537.000 hectaren) gewoon toewijzen. Dat is dan bezit, geen eigendom. Je claimt de grond als het ware. Een netwerk van advocaten en notarissen zorgt er vervolgens voor dat die gronden – al dan niet in kleinere kavels – kunnen worden “doorverkocht”. Daarna worden ze door de nieuwe “eigenaren” geëxploiteerd. Dat wil zeggen (meestal): bomen omhakken, de resten platbranden en de grond weer doorverkopen aan arme boeren die er hun vee op stallen.

De opbrengst voor deze “groene ondernemers”, zoals zij zichzelf afficheren, loopt in de tientallen miljoenen. Pure speculatie, en bovendien illegaal…

En wie schetst mijn verbazing? Daar komt onze frauderende Braziliaanse bingo-jurist weer om de hoek kijken. Die is namelijk partner van dit clubje in het land van de gele kanaries. Hij is ook representant van een beruchte coöperatie van ruim 1.000 agrariërs in de zwaar ontboste staat Mato Grosso, juist ten zuiden van Amazonas.

Het hout wordt verkocht naar Amerika of Europa. De schattingen lopen een beetje uiteen, maar in vijfentachtig tot negentig procent van de gevallen gaan de zendingen vergezeld van vervalste documenten. Het is een algemeen bekende praktijk in het wereldje. Het “opwarmen van hout” wordt het ook wel genoemd. Men kapt in niet vergunde gebieden, vaak beschermde natuurreservaten, en er worden papieren bijgevoegd uit een ander gebied, met minder waardevolle vegetatie, waarvoor wél een vergunning bestaat.

Zo komt het kostbare hout bij ons aan, met alle benodigde papieren en stickers, inclusief het zo gewenste FSC-certificaat. En jij – als consument – denkt dat je een politiek correct stukje hout koopt. Nou vergeet het maar; je kunt er absoluut niet op vertrouwen. In de meeste gevallen is jouw hout goed fout!! Laat ik mij haasten om duidelijk te maken dat er uitzonderingen zijn, maar enkele jaren geleden is een groot gedeelte van de Nederlandse houthandel op de vingers getikt. Ze hadden de procedures in de toevoerkanalen niet onder controle.

ROVERS IN MONROVIA

Dezelfde Nederlands – Liechtensteinse groep die in het zuiden van Amazonas actief is, trof ik ook aan in Liberia. Ze verwierven er concessies voor het exploiteren van vierhonderdduizend hectaren regenwoud. Een goed deel van de erfenis van Guus Kouwenhoven, zal ik maar zeggen…

De gunning van de contracten was zeer dubieus. De lokale dochteronderneming werd opgezet door de voorzitter van de Liberiaanse tweede kamer, samen met een ex-minister, de toenmalig voorzitter van de politieke partij van George Weah en nog een provinciale politicus. Op de achtergrond was het echter de Nederlands – Liechtensteinse combinatie die aan de touwtjes trok. Zij namen kort voor de gunning van de concessies de aandelen over van de Liberiaanse politieke bobo’s. Niet rechtstreeks natuurlijk, dat valt te veel op. Er zat een beste kerstboom met bedrijfjes in belastingvriendelijke oorden tussen…

Het biedingsproces verliep zeer schimmig, en op de besluitvorming was van alles aan te merken. Op basis van de due-dilligence die indertijd onder auspiciën van (alweer) een Nederlands bedrijf werd verricht, kan slechts één conclusie getrokken worden: alle verleende concessies in Liberia zijn illegaal! Dat geldt overigens niet alleen voor de houtexploitatie. Of het nu om diamanten, goud, ijzererts, olie of hout gaat (want dat heeft dit straatarme land allemaal…), aan vrijwel alle contracten zit een luchtje. Soms bewezen corruptie, heel vaak een vermoeden van…

En er is meer aan de hand. De sociale contracten die de Europeanen met de lokale bevolking afsloten, worden niet of nauwelijks nageleefd. Die contracten voorzien in de aanleg van wegen om dorpen te ontsluiten, de bouw van ziekenhuizen en scholen, scholing, handpompen, enzovoorts. Zaken die voor de wederopbouw van het land na twee burgeroorlogen broodnodig zijn. Er komt allemaal weinig tot niets van terecht.

In de contracten zijn ook vergoedingen opgenomen. Zo moeten de concessiehouders jaarlijks “land rental fees” betalen, en daarnaast belastingen. De Nederlands – Liechtensteinse combinatie loopt in de betaling daarvan tientallen miljoenen achter. Heel veel geld voor het straatarme Liberia, dat sinds het einde van de burgeroorlog economisch nauwelijks vooruitgang heeft geboekt.

Wie zitten daar dan achter? Hoe slecht moeten die houtkapbedrijven wel niet zijn? Het is misschien bijzonder, maar het gaat niet eens om houtkapbedrijven. De Nederlanders en hun kompanen in Zwitserland, Liechtenstein, Brazilië en Liberia zijn bankiers, verzekeraars, valutahandelaren en juristen. De houtkapbedrijven zijn slechts onderaannemers.

Een aantal van die heren (want het zijn allemaal heren) hebben een verleden in piramidespelen, valutazwendel, pump & dump praktijken met beursfondsen, handel met voorkennis en verzekeringsfraude. Een mooi gezelschap om de longen van de wereld aan toe te vertrouwen…

En wij maar denken dat de oorzaak ligt bij grote multinationals, banken en pensioenfondsen of ons eigen gedrag. De consument kan wel wat minderen met vlees, nietwaar? Die factoren spelen zeker een rol. En voor diegenen die daartegen actie voeren zou ik zeggen: “ga er vooral mee door, en doe je best”. Maar los je daar nou echt zoveel mee op?

En natuurlijk, JBS koopt vee uit het Amazonegebied, en daarvoor zijn bomen gekapt, Cargill doet in soja om er veevoer van te produceren, en biomassa wordt echt niet alleen van afvalhout gemaakt. Maar hoe komt dat? JBS – de grootste vleesproducent ter wereld – heeft echt geen bos in Amazones kaalgekapt om er koeien op te zetten, en Cargill heeft het bos ook niet eigenhandig platgewalst om er soja-akkers aan te leggen.

Het ís niet zo dat die bedrijven de hand hebben in de enorme bosbranden, die ons ieder jaar weer overvallen in het Amazonegebied. En het is ook niet zo dat zíj het zijn, die de bitter-arme bevolking van Liberia uitbuiten, sociale contracten niet nakomen, toch al zeer karige maandloontjes niet uitbetalen, en voedselrantsoenen slechts verstrekken als het zo uitkomt…

Je kunt de veeboer de ontbossing óók niet kwalijk nemen. Hij was waarschijnlijk arm, in geld en kansen, kon een stukje grond kopen voor weinig. Die verkoopt zijn runderen gewoon aan een handelaar, en die verkoopt het weer aan JBS. Evenzo kun je het de houthakkers niet verwijten. Dat zijn ook maar arme sloebers die voor een zetbaasje werken. Ze verdienen een karig loon, hebben geen alternatief.

De kern van de kwestie is dat het fout gaat bij grondverkoop en het vergunnen van exploitatierechten. Of het nu om Brazilië of Liberia gaat, dat proces is de wortel van alle ellende… Is het probleem substantieel? Jazeker.. Je kunt er gerust van uitgaan dat het overgrote deel van de illegale houtkap en bosbranden is terug te voeren op deze mechanismen.

Er zijn talloze voorbeelden. Niet alleen de Nederlanders, hoewel wij een serieus deuntje meeblazen…

HANDHAVING ONBEGONNEN WERK?

Maar wat te doen? Wat doe je tegen systemische corruptie? Hoe zit het met de procedures en handhaving?

Handhaving is ingewikkeld. Ter illustratie: de Mozaïek van Apuí in het zuiden van Amazonas beslaat bijna twee en een half miljard vierkante meter. De gemeente waarin het gevestigd is meet één en een kwart keer de oppervlakte van Nederland, heeft niet meer dan 22.000 inwoners, en vier politie -agenten in dienst. Er woont vrijwel niemand in het bos; er zijn geen boswachters, geen patrouilles. Het gebied is moeilijk begaanbaar. Er zijn slechts zand en modderpaden. Detectie via de lucht met satellieten gebeurt, maar is per definitie te laat. Als het bos eenmaal brandt is het kwaad al geschied.

Over de papierwinkel had ik het al even. Die is er meestal wel. De douane in het importland controleert slechts twee procent van de containers die de haven binnenvaren. Daarvan is de zin dan ook nog twijfelachtig; de documenten zijn er immers gewoon, er lijkt dus eigenlijk niets aan het handje…

Een probleem vandaag is dat iedere schakel in de keten zich kan verschuilen achter de vorige. Jouw leverancier verschuilt zich achter een distributeur, die zich verschuilt achter een importeur. Die wijst weer terug naar een toeleverancier (zagerij of handelaar in het land van herkomst), die weer terugverwijst naar de exploitant, die op zijn beurt vaak werkt met onderaannemers. In die laatste categoriën wordt dus veelvuldig met valse certificaten gewerkt.

We vertrouwen te veel op de documentenstroom. Een FSC certificaat biedt eigenlijk geen enkele garantie. Handhaving moet meer ter plaatse – in de concessiegebieden – plaatsvinden. En permanent in plaats van incident-gestuurd. En dat is helemaal geen onmogelijke opgave. De staat Amazonas is de grootste van heel Brazilië, en herbergt 62% van het tropisch regenwoud in dat land. Toch zijn er maar een beperkt aantal concessies uitgegeven, en die zijn wel- bekend. Gewoon handhaven op locatie, zou ik zeggen. De hoeveelheid mankracht die daarvoor nodig is kan geen bezwaar zijn. Het alternatief kost veel meer inspanning.

Een goed voorbeeld is het zuiden van Amazonas, waar onze Nederlands-Liechtensteinse helden hun territoriale driften botvieren. In 2017 vond daar een grote handhavingsactie plaats. Apui en Humaíta, twee plaatsjes aan de grens van de beschermde “Mozaïek van Apui”, waren op dat moment de belangrijkste hotspots in het land als het gaat om bosbranden. Er werden achthonderd politiefunctionarissen en militairen op afgestuurd. De uit de hand gelopen situatie moest onder controle worden gebracht: negentienhonderd brandhaarden in slechts één maand tijd… Die troepenmacht bleef er zowat een jaar actief, maar toen de meute vertrokken was, stak het fenomeen de kop gewoon weer op…

Hoeveel functionarissen zouden er nodig zijn om een goede preventieve controle in die paar concessiegebieden op te tuigen? Vast geen achthonderd. De benaderingswijze is eenvoudigweg niet juist!!

En doe eens wat aan die dwaze zelfregulerende landregistratie via het “Cadastre Ambiental Rural”. Vragen om ellende is dat! Hoe kom je erop iedereen het recht te geven een eigen stukje “braakliggend terrein” te claimen? Er wordt grootschalig misbruik van gemaakt… De belastingheffing zou remmend moeten werken, maar de ITR (Imposto sobre a Propriedade Territorial Rural), sluit beschermde natuurgebieden uit. Daar hoef je dus juist géén belasting over te betalen.

In Liberia is de kwestie anders. Daar is de “chain of custody” wel beter op orde, maar manifesteert het probleem zich bij de totstandkoming van contracten. De internationale gemeenschap heeft geprobeerd hier wat aan te doen. De laatste jaren vooral door de implementatie van “Voluntary Partner Agreements” door de EU, met veel nadruk op aanscherping van procedures.

Het probleem schuilt echter in de nog altijd aanwezige systemische corruptie, niet zozeer in het ontbreken van procedures. Die corruptie kan uitgebannen worden als de internationale gemeenschap het voortouw neemt, meer invloed in het beslissingsproces rond biedingen claimt. Dat kan makkelijk in een land dat grotendeels afhankelijk is van buitenlandse steun. Er vloeit nu jaarlijks zo’n vijfhonderd tot zeshonderd miljoen richting Liberia, de helft van de jaarlijkse overheidsuitgaven van het land. Het resultaat is nihil. Het land moet bij de hand genomen worden, wil het ooit wat worden…

Maar de soevereiniteit van de staat dan? Ik begrijp dat argument, maar er is een middenweg denkbaar. Wie betaalt, bepaalt, is een gekend adagium in het zakenleven. Dat is misschien vloeken in de kerk van de internationale diplomatie, maar enig pragmatisme lijkt toch echt wel gewenst…

Alle goede bedoelingen van de internationale gemeenschap ten spijt profiteert het Liberiaanse volk niet mee van de “revitalisering” na de tweede burgeroorlog. Exploitanten negeren en masse afspraken. Of het nu om het betalen van belastingen en fees gaat of sociale verplichtingen, en dat is een schande… … Als het Liberiaanse volk er niet van profiteert, wat heeft het dan voor zin om hun bossen te vernietigen???
Waar de lonen honderd dollar per maand bedragen, waar houthakkers een gezin van acht plus hun werkloze dorpsgenoten en hun families onderhouden. Waar de houtsector niet meer dan zo’n 10.000 werknemers tewerkstelt, een fractie van de beroepsbevolking. Waar  lonen regelmatig niet eens worden uitbetaald of veel te laat? Zelfs een half serieus internationaal hulpprogramma zou het land meer helpen dan dat!!!

Jaag ze het land uit! Begin opnieuw! Zorg voor een biedingsproces met voldoende (internationaal) toezicht. En sorteer vóór op houtkapbedrijven die wél een degelijke reputatie kunnen overleggen. Want die zijn er… Het zijn er niet veel, maar ze zijn er. En ze zijn ook bekend.

Van de 17 miljoen dollar die uit de nieuwe concessies aan de inlandse bevolking ten goede moest komen, hebben ze er vandaag zegge en schrijven 55.000 in ontvangst mogen nemen. Het resultaat van achterstallige betalingen van concessiehouders, en wat vervolgens nog aan de Monroviaanse strijkstok bleef hangen…

En dan is er de handhaving in Nederland. Als Greenpeace in 2014 bezwaar maakt tegen een gebrek aan handhaving bij de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), volgt een hele serie processen tot aan de hoge raad toe. Wat wil het geval? Een zestal Nederlandse houtimporteurs uit het Amazone regenwoud – heeft de “chain of custody” niet onder controle. Er wordt illegaal hout geïmporteerd! De NVWA volstaat met een waarschuwing, tot ongenoegen van Greenpeace.

De discussie is vervolgens of de NVWA achteraf nu wel of niet alsnog moet handhaven.

Aanvankelijk denkt een rechter in hoger beroep van wel, maar in een daaropvolgend beroep is het toch weer anders. De minister bemoeit zich er uiteindelijk zelfs mee. De – verbijsterende – conclusie is dat handhaving achteraf niet altijd nodig is. De hoge raad meent dat de overheid niet hoeft te handhaven als de betrokken partij inmiddels geen “marktdeelnemer” meer is, en bestuurders worden niet aangesproken…

Nou dat hebben de heren (want helaas, het zijn weer allemaal heren!) goed begrepen. BV’tjes ploften, spatten uiteen door liquidatie of faillissement. En de handel? Die verhuisde gewoon naar het buitenland. Meer in het bijzonder naar België via een piepklein NV’tje onder Nederlandse directie. Een dochter van een bedrijfje in Hongkong; uiteindelijk begunstigden onbekend…

Intussen gaat het regenwoud naar de sodemieter… En wij Nederlanders spelen daar een zeer grote en bedenkelijke rol in. Dus voor je weer een vat vol grote woorden over consumentengedrag en de industrie opentrekt, moet je hier toch ook eens even over nadenken. Waar ligt de kern van het probleem? En overheden…, doe iets! Het zijn uw ambtenaren die het oneigenlijk gebruik faciliteren. Het is uw organisatie die de handhaving verzaakt, allerhande boefjes met fluwelen handschoenen aanpakt, als er überhaupt al iets gebeurt! En het zijn uw wetten en regels, pas ze aan, Doe iets!!!

Ik werd al tot tweemaal toe in rechte betrokken door lieden die belang hebben in de materie. Ze willen niet dat ik er over schrijf. Gek hè? Gelukkig zijn de rechters tot nog toe verstandig geweest…

In de komende tijd publiceer ik gedetailleerd over de ontbossing in Amazonas en Liberia, met namen en rugnummers… Als je echt wilt weten wat daar speelt; wat er werkelijk aan de hand is, houdt dan mijn socials in de gaten…

Geplaatst op

NEDERZWITSER biedt voor 47 miljoen dollar Braziliaans regenwoud aan als onderpand voor Spaans zonnepanelenproject.

NEDERZWITSER biedt voor 47 miljoen dollar Braziliaans regenwoud aan als onderpand voor Spaans zonnepanelenproject.

Soms in je leven kom je iets tegen, dat je de ogen doet uitwrijven. In mijn geval gebeurde dat in 2019. Ik ontmoette een Nederlands heerschap met Zwitsers – Braziliaans verleden. Het was in Rotterdam, aan de nieuwe Maas… Het ging om een zakelijk voorstel. Deelname in een “global start up”, en het diende een goed doel. Er was een ambitieus plan. In een paar jaar moest dat tot wereldwijde expansie en notering aan één of meerdere internationale beurzen leiden. Met die beursgang zouden al gauw honderden miljoenen gemoeid zijn.

Tijdens ons gesprek deed mijn gesprekspartner enkele opzienbarende mededelingen. Één daarvan betrof het regenwoud in Brazilië. Hij zou er 435.000 hectaren tropisch regenwoud en drie ethanol fabrieken bezitten.

MIDDEN IN BESCHERMD GEBIED IN DE STAAT AMAZONAS

Het zuidelijk gedeelte van Brazilië’s grootste staat – Amazonas – is één van de meest ontboste streken in het hele Amazonegebied. Rond het stadje Apui (22.000 inwoners), met een oppervlakte van 5,5 miljoen hectaren 30 % groter dan heel Nederland, bevindt zich de “Fazenda Boa Fé”. Geen boerderij, zoals je misschien denkt, maar een tropisch regenwoud. Het beslaat een groot deel van het bos tussen twee rivieren: de Guariba en de Aripuana, 435.000 hectare in totaal. Het omvat de “Sustainable Development Reserve” rond de oevers van de Aripuana, bedoeld voor duurzame ontwikkeling, vooral gericht op kansen voor de oorspronkelijke bewoners van het gebied.

regenwoud in het amazonegebiedDe Fazenda Boa Fé maakt deel uit van de “Mozaïek van Apui” een beschermd gebied van 2,5 miljoen hectaren net boven de staat “Mato Grosso”, en is gereguleerd in een beheerplan dat onder president Lula in het eerste decennium van deze eeuw gestalte kreeg. De instelling van deze zone was er met name op gericht de oprukkende veeteelt vanuit Mato Grosso een halt toe te roepen.

Ondanks dat ging 150.000 hectaren van het regenwoud van de gemeente Apui in de laatste 10 jaar verloren aan – grotendeels – illegale houtkap en brandstichtingen. Daarvóór viel het gebied ten prooi aan een aantal ernstige incidenten zoals de gewelddadige vedrijving van de geïsoleerd levende Kawahiva- stam uit hun natuurlijke leefomgeving, de vernietiging van de copaïba- bomen rond de Aripuana, waardoor de bewoners hun voornaamste inkomstenbron (copaïba hars, en de daaruit gewonnen olie) verloren, de aanleg van illegale wegen door houthakkers, en het plaatsen van borden waarop de bewoners de toegang tot hun natuurlijke leefomgeving werd ontzegd.

GROOTSCHALIGE ILLEGALE LANDHANDEL IN DE MOZAÏEK VAN APUI

Oorspronkelijk werd 40 % van het gehele mozaïek geclaimd door een coöperatie met 1.036 leden. Ze opereerden vanuit de stad Colniza in Mato Grosso, juist ten zuiden van de Mozaïek. Colniza is met 50 moorden per jaar op 25.000 inwoners de meest gewelddadige stad van heel Brazilië, en vrijwel al die moorden zijn gerelateerd aan “landkwesties”. De coöperatie was betrokken bij zowat alle misstanden in de Mozaïek in die jaren.

Bovendien maakte de coöperatie zich schuldig aan de illegale verkoop van kavels in het beschermde gebied. De leden betaalden contributie, en daarmee werden advocaten bekostigd die gronden in de Mozaïek op aanvraag “legaliseerden”. En dat kan niet… Je kunt in Brazilië weliswaar grond “kraken”, en je kunt dat ook officieel registreren (in de zg. CAR-registratie), maar de grond wordt daarmee geen eigendom, en je mag er ook niets mee zonder door geautoriseerde overheidsorganisaties verleende vergunningen.

HOE DE FAZENDA BOA FÉ IN NEDERLANDS- ZWITSERSE HANDEN KWAM

Bij de totstandkoming van het beheerplan voor de regio vindt een herverdeling van de gronden plaats. De Fazenda – die onderdeel uitmaakt van de voormalige gronden van de coöperatie – komt op basis van een oud bezitsdocument uit 1912 in handen van een bedrijfje “Boa Fé Participacoes Ltda”, (Boa Fé) in een buitenwijk van Sao Paolo, 4.000 kilometer verwijderd van de locatie van de grond.

De eigendom van de gronden is echter niet duidelijk uit het document. Het komt in Brazilië vaak voor dat gronden worden toegewezen op basis van dit soort oude – vaak gemanipuleerde – documenten. De Brazilianen hebben er een woord voor: “GRILAGEM”, en zien het als een vorm van landroof.

Dat bedrijfje, (Boa Fé) is op dat moment voor bijna 50 % in handen van het Liechtensteinse bedrijf “Natural Resources Development” (NRD), dat onder Nederlandse leiding staat. De overige 50 % staat indirect onder controle van een Braziliaanse advocaat, die eerder aan Semper Verde verbonden was, en de coöperatie vertegenwoordigde in de onderhandelingen met de gemeente Apuí. Diezelfde advocaat werd in 2007 aangeklaagd wegens de aanleg van een illegale weg in de Mozaïek, en was betrokken bij diverse incidenten rond houtkapactiviteiten in de gemeente Barreirinha in het noordoosten van de staat.

Later zou NRD ook zowat de gehele overgebleven helft in handen krijgen. Het “bezit” wordt gewaardeerd op tientallen miljoenen dollars, en ondergebracht in een Caribisch belastingparadijs.

EEN BIZARRE BESTEMMING VOOR DE FAZENDA IN ZUID- EUROPA

Diezelfde gronden worden in Augustus 2010 door een andere Nederlander vanuit een Zwitsers bedrijf als onderpand aangeboden voor een zonnepanelenproject in Cadiz (Spanje). Dat zonnepanelenproject is via een ingenieuze constructie langs een beursgenoteerd fonds in Budapest (Hongarije) eveneens in handen van het fonds in de Cariben, waarover enkele Nederlanders de regie voeren.

De affaire is voor mij de aanleiding geweest tot het schrijven van mijn boek “Het Woud van Tocantins”. Als je wil weten hoe dit verder gaat, en wat er vandaag aan de hand is in de Fazenda Boa Fé en de regenwouden van Liberia, dan kunt je het daarin lezen. Het persbericht waarin de transactie wordt aangekondigd kun je hier lezen…

Geplaatst op

LANDROVENDE NEDERLANDERS IN HET 3DE MILLENNIUM

LANDROVENDE NEDERLANDERS IN HET 3DE MILLENNIUM

illegal logs

Vanaf 1998  tot heden hebben Nederlanders omvangrijke grondposities in Amazonas in handen gehad. De grootste provincie van Brazilië herbergt een groot deel van het tropische regenwoud in de regio. Het geclaimde grondbezit ging gepaard met landroof (Portugees: “Grilagem”), misdaden tegen de menselijkheid en illegale houtkap. Vele honderdduizenden hectaren maagdelijke wildernis vielen ten prooi aan de nietsontziende hebzucht van avonturiers en creatieve financiers uit de lage landen.

Sao Paulo, 28 Januari 2001. Een parlementaire commissie belast met onderzoek naar de bezetting van openbare grond in de provincie Amazonas doet verslag van haar bevindingen. Één hoofdstuk is besteed aan de rol van buitenlanders in de regio.

De commissie concludeert dat verreweg de belangrijkste buitenlandse landeigenaar in de staat de Nederlander Gerardus Laurentius Joseph Bartels is, die samen met mevrouw Monica Janette Bartels diverse percelen in de regio heeft verworven. In totaal gaat het om een slordige 367.000 hectaren. De gronden zijn deels geregistreerd in de regio rond de stad “Barreirinha” aan de Andirá rivier, en zijn ondergebracht in Bartels’ bedrijf Eco Brasil Holanda-Andirá Ltda. Een ander deel bevindt zich nabij de stad Itacoatiara, en is eigendom van Reflorestadora Ltda, een dochteronderneming van Eco Brasil.

De commissie wijst erop dat Bartels als buitenlander in de gegeven omstandigheden op basis van de Braziliaanse wet niet meer dan 2.750 hectare in bezit mag hebben. Het grondbezit is illegaal…

Bartels is op dat moment consul honoraire voor Nederland in Belèm, de hoofdstad van de aanpalende provincie “Para”. Hij heeft de gronden in de voorafgaande jaren voor een appel en een ei overgenomen van inheemse bewoners en agrariërs uit de omgeving. 

Er is dan – in 2001 – al enkele jaren het één en ander aan de hand in de regio rond Barreirinha. In maart 1999 machtigt de gouverneur van de staat Amazonas de president van IPAAM op te treden tegen Nederlanders die zich op 50 minuten varen van de stad Barreirinha schuldig maken aan illegale houtkap. IPAAM is het staatsagentschap dat zich bezighoudt met (onder meer) licentiering van en handhaving op houtkaplicenties. De gouverneur – Amazonino Mendez – doet dat nadat hij alarmerende signalen ontving van Thiago de Mello, een internationaal vermaard dichter, die in Barreirinha woont. Hij is een ex-balling van de militaire dictatuur waaronder Brazilië gebukt ging tussen 1964 en 1985.

IPAAM-chef Vicente Nogueira bezoekt de stad, kondigt een embargo af op alle kapactiviteiten in de regio, en zendt de militaire politie naar de plaats des onheils. Zij treffen er vier Nederlanders, die zich aan hem voorstellen als eigenaren van “Eco Brasil Holanda-Andirá”. Op vertoon van het handhavingsverzoek van Nogueira zeggen de Hollanders hun activiteiten gewoon te zullen voortzetten. Als ze vervolgens laten weten 2.000 inheemse families, die in het gebied werken, van hun land te zullen verdrijven kondigt de gouverneur aan dat hij de militaire politie zal inzetten om het embargo af te dwingen. In het uiterste geval zal hij overgaan tot gevangenneming van de Nederlanders.

Dat laatste gebeurt niet. Wat wél gebeurt is dat de militaire politie in een gezamenlijke actie met de Inheemse “Sateré Mawé”- bevolking in een 10 dagen durende operatie het gebied schoonveegt. 5 kaplocaties worden gesloten. Inspecteurs van de milieudienst treffen 3.000 boomstammen ondergedompeld in zijarmen van de Andira rivier aan. Een kennelijke poging om aan het wakend oog van de milieu-inspecteurs te ontsnappen.

250 houthakkers verliezen hun werk. Zij richten hun woede op de dichter Thiago de Mello. Ze dreigen hem in een hinderlaag te lokken en te zullen doden. De Mello wordt onder bescherming gesteld.

Deze incidenten vormen de inleiding tot 20 jaar van landbezetting en illegale ontbossing door Nederlandse ingezetenen en Braziliaanse compagnons. Je leest er meer over in het woud van Tocantins.