Posted on Leave a comment

Voorzitter Bolsonaro’s LP verkoopt landbouwbedrijf aan voor illegale houtkap en drugssmokkel veroordeelde Nederlanders

Voorzitter Bolsonaro’s Liberale partij gelinkt aan Nederlandse illegale houtkapbedrijven

Voorzitter van Bolsonaro’s rechtse Liberale Partij is een partner van de coördinator van de “Mijnbouw is Cool Beweging” (Movimento Garimpo é Legal)  

Afbeelding met persoon, binnen, person, kostuumAutomatisch gegenereerde beschrijving

Valdemar Costa Neto verkocht een deel van zijn landbouwbedrijf aan Francisco Jonivaldo Mota Campos, die een Nederlands bedrijf vertegenwoordigt, waarvan partners zijn veroordeeld voor financiële piramideconstructies en internationale drugshandel

Door Tonsk Fialho en Alceu Luís Castilho

Voorzitter van de huidige partij van Jair Bolsonaro (PL), Valdemar Costa Neto is partner bij Agropecuária Patauá, een bedrijf dat hout verkoopt en land- en veeteelt activiteiten uitvoert. Tijdens zijn derde termijn als federaal afgevaardigde, in 2000, verkocht Valdemar 75% van Patauá aan een groep Nederlandse investeerders, Eco Brasil BV, vertegenwoordigd door de Braziliaan Francisco Jonivaldo Mota Campos. 

Tegenwoordig werkt “Joni”, zoals hij bekend staat, als coördinator van de “Garimpo É Legal Movement” in de staat Amazonas. Daarnaast is hij sinds 2007 lid van de Liberale Partij.

Afbeelding met persoon, buiten, tennisbaan, sportAutomatisch gegenereerde beschrijving
Joni, van Movimento Garimpo é Legal, met zijn Nederlandse partners. (Foto: Facebook)

In Europa (Nederland) verwierf Eco Brasil BV een belang in het bedrijf van Valdemar via haar dochteronderneming Reflorestadora Holanda. Eco Brasil exploiteerde een financieel piramidespel waardoor honderden gezinnen gedupeerd werden. Een aantal van de betrokken managers belandde in de gevangenis, veroordeeld voor het verkopen van misleidende investeringsplannen op basis van herbebossing van gedegradeerde gebieden. In Brazilië werden enkele Nederlandse leidinggevenden van het bedrijf beschuldigd van landroof en betrokkenheid bij drugshandel.

De geschiedenis van de familie Valdemar in de gemeente Itacoatiara (Amazonas) begint in de jaren 70, toen Waldemar Costa Filho, de vader van Valdemar Costa Neto, zich in samenwerking met zakenman Fumio Horii in de kaolienmijnbouw (een grondstof voor de papier en keramiek-industrie)  in het Amazoneregenwoud waagde. Hij was landgenoot en goede vriend van de familie uit Mogi das Cruzes (Sao Paulo). In die stad staat de huidige president van Bolsonaro’s partij bekend onder de suggestieve bijnaam “Boy”. Zijn vader was vier keer burgemeester van Mogi, en was er een belangrijk zakenman in de transport- en mijnbouwsector.

MIJNBEDRIJF ADOPTEERT DE INITIALEN VAN “BOY” VALDEMAR

In de sector trad Valdemar in de voetsporen van zijn vader door in 1996 VCN Mineração op te richten, vernoemd naar de initialen van de toenmalige plaatsvervanger van de LP. Vandaag de dag maakt hij, nu de voorzitter van de partij van Bolsonaro, geen deel meer uit van de bedrijfsstructuur van VCN, maar Valdemar Costa Neto werd vorig jaar wél in tweede aanleg veroordeeld voor de degradatie van een gebied ter grootte van 28 voetbalvelden door het bedrijf, aan de oevers van de rivier de Tietê, in Biritiba-Mirim, in het binnenland van São Paulo.

Afbeelding met persoon, buiten, person, luchtAutomatisch gegenereerde beschrijving
Valdemar da Costa Neto’s partner in een Bolsonarista-act. (Foto: Facebook)

Een jaar voor het overlijden van Valdemar’s vader, op 7 februari 2000, werd het 49 hectare grote landgoed in Itacoatiara (Amazonas) overgedragen aan VCN Mineração. Iets meer dan twee weken later, op 25 februari 2000, verkocht de afgevaardigde 75% van Agropecuária Patauá aan Reflorestadora Holanda, dat sinds ten minste 1998 in het Amazonegebied actief was. 

In die tijd bouwde Eco Brasil een slechte reputatie op, vooral door haar deelname in de illegale houtkaponderneming Eco-Brasil-Holanda-Andirá, geleid door de voormalige honorair consul van Nederland in Pará, Gerardus Bartels. In 1999 werden de activiteiten van de Nederlandse consul tegen het licht gehouden door een parlementaire onderzoekscommissie (CPI) in de Wetgevende Vergadering van de staat Amazonas, op beschuldiging van het omzeilen van de Braziliaanse grondwet door illegaal meer dan 70 duizend hectare bos te verwerven. Daarbij werden ongeveer 300 families die langs de rivier in de regio woonden, gedwongen om het gehele gebied voor houtkap te verkavelen.

De consul ontkende de beschuldigingen, en beweerde het slachtoffer te zijn van een valstrik door Eco Brasil BV. Ervan overtuigd 90% van het hout aan de Nederlandse groep te hebben verkocht, zou de consul hebben ontdekt dat Eco Brasil BV in werkelijkheid delen van het bos overdroeg aan derde partijen. Voor 3.000 dollar per hectare zouden geïnteresseerden een gebied kunnen verwerven waarop Eco Brasil beloofde teak te planten, een Aziatische soort die veel wordt gebruikt voor herbebossing. Vervolgens zou de winst van de beheeractiviteiten worden gedeeld met de investeerders.

Bartels sloeg op de vlucht, en Eco Brasil BV begon een groot deel van de door de voormalige honorair consul bezette hectaren te claimen. In de jaren die volgden, bleek het uitgekiende investeringsvoorstel van Eco Brasil in werkelijkheid een financieel piramidespel te zijn. Een zoektocht naar de geschiedenis van het bedrijf in Nederland leidt naar online forums waar enkele van de gedupeerde families op schadevergoeding en vrijheidsstraffen voor de betrokkenen aandringen. 

NEDERLANDSE JOURNALIST ONDERZOEKT NETWERKEN VAN LANDROOF (GRILAGEM) IN AMAZONAS

Ongeveer 40 miljoen euro werd doorgesluisd naar andere bedrijven, naast uitgaven aan onroerend goed, casino’s, auto’s, reizen, enzovoort. Eco-Brasil BV betaalde de rendementen aan haar investeerders uit de opbrengsten van nieuwe deelnemers in het fonds. De speculatieve waardevermeerdering met de gronden die door consul Gerardus Bartels in beslag werden genomen, was enorm. Eco Brasil creëerde zo een kapitalisatieplan voor de bossen, gericht op de snelle en frauduleuze verrijking van haar bestuurders.

Details van dit verhaal werden beschreven in de voorpublicatie van het boek “Het Woud van Amazonas”, door Gio Ferrarius, een Nederlandse journalist. Een deel van de betrokkenen heeft tevergeefs een kort geding aangespannen bij de Nederlandse rechter om de publicatie van het werk te verbieden. De auteur werkte samen met De Olho nos Ruralistas om de betrokkenheid van Valdemar bij de zaak Eco Brasil BV te onderzoeken.

Afbeelding met tekstAutomatisch gegenereerde beschrijvingValdemar Costa Neto, de “Boy”, staat garant voor de campagne van Bolsonaro. (Foto: Alan Rios/Reproductie)

Het onroerend goed van Valdemar Costa Neto in Itacoatiara (Amazonas) maakte deel uit van de portefeuille van het Nederlandse bedrijf, dat Braziliaanse dekmantels gebruikte om in het land te opereren. Eco Brasil had geen vergunning om het project te exploiteren, en was evenmin eigenaar van de meeste eigendommen die het beweerde te bezitten. Volgens de Nederlandse rechtbank vonden de illegale activiteiten van de groep plaats tussen 1999 en 2004, maar vond de overdracht van de eigendommen van VCN Mineração aan Reflorestadora Holanda pas plaats in 2005, het jaar van het “Mensalão” parlementair onderzoek (een groot schandaal rond het kopen van parlementaire stemmen), dat culmineerde in de arrestatie van Costa Neto, momenteel voorzitter van de partij van Bolsonaro.

In 2006 werd in Nederland PJ Quak, een van de leiders van de organisatie, veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf. Door de juridische onrust waarmee haar partners werden geconfronteerd, verwerden Reflorestadora Holanda en Agropecuária Patauá uiteindelijk tot “slapende” bedrijven, waarin onafgewerkte arbeidsrechtszaken en belastingheffingen zich opstapelden. In 2017 werd het 49 hectare grote gebied van Valdemar en zijn partners uiteindelijk verpand aan de Federale Overheid vanwege de enorm opgelopen schulden van Reflorestadora Holanda. 

PARTNER VAN “BOY” VERTEGENWOORDIGT NEDERLANDERS DIE VERDACHT ZIJN VAN INTERNATIONALE ILLEGALE HANDEL

Mede-eigenaar van Reflorestadora Holanda en Braziliaans vertegenwoordiger van Eco Brasil BV Francisco Jonivaldo Mota Campos, partner van Valdemar Costa Neto, is nog steeds erg actief op sociale media, waar hij dagelijks steunbetuigingen voor Jair Bolsonaro plaatst en regelmatig contact houdt met zijn vrienden in Nederland. In de statuten van Reflorestadora Holanda komen de namen van R.G. van den Heuvel en T. Hoegee voor als partners in het bedrijf.

Beiden werden onderzocht voor internationale drugshandel in de operatie Niva van de federale politie in 2011, toen leden van de georganiseerde misdaad in de Balkanregio, die in samenwerking met PCC (Primeira Comando da Capital) in Brazilië opereerden, werden gearresteerd.  PCC is Brazilië’s grootste criminele organisatie, met 20.000 leden, waarvan er 6.000 in gevangenschap verblijven. Volgens de Federale Politie maakten de betrokkenen deel uit van een “criminele organisatie die zich bezighield met drugshandel van Brazilië naar Europa, inclusief het gebruik van het Amazonegebied als uitgangsroute voor cocaïne”. Geen van de onderzochte Nederlanders is tot heden in Brazilië veroordeeld.

Afbeelding met grond, lucht, buiten, rotsAutomatisch gegenereerde beschrijving
Productie door één van de bedrijven van Joni Matos Campos. (Foto: Instagram)

Bevraagd door het dagblad Folha vanwege zijn samenwerking met Valdemar in Agropecuária Patauá, beperkte Joni Mota Campos zich ertoe te zeggen dat hij de president van de liberale partij nog nooit had ontmoet. Uit gegevens van het Superior Electoral Court (TSE) blijkt echter dat Joni sinds oktober 2007 bij de PL is aangesloten, het jaar waarin Valdemar voor zijn vijfde termijn als federaal plaatsvervanger werd gekozen, nadat hij in 2005 aftrad vanwege de gevolgen van de “maandelijkse zakgeld-affaire” (het Mensalão-onderzoek). Tegen Folha verklaarde Joni dat de twee bedrijven, Patauá en Reflorestadora Holanda, “alleen ‘in het systeem’ bestaan ​​en dat ze in zijn herinnering sinds 2004 niet meer actief zouden zijn.”

De krant herinnerde Francisco Jonivaldo Mota Campos ook aan “een openbare civiele procedure van het Federale Openbaar Ministerie in verband met de ontbossing van 23,6 hectare Amazonewoud zonder toestemming”. De partner van het Nederlandse Eco Brasil BV deed die kwestie af als een vergissing. Hij had deze gronden nooit in bezit gehad.

Joni presenteert zichzelf ook als een invloedrijke figuur in de mijnbouw in het Amazonegebied, als coördinator van de “Garimpo é Legal Movement” in de staat Amazonas. De beweging is opgericht door mijnbouwer Rodrigo Cataratas uit de aangrenzende staat Roraima, alweer een kandidaat federaal afgevaardigde voor de PL. In het zuidoosten van Amazonas, in Apuí, vlak bij de grens met Mato Grosso, is Joni partner bij Aliança Mineração, in samenwerking met Agostinho Borges da Silva.

Bij het National Mining Agency (ANM) heeft de partner van Francisco Jonivaldo Mota Campos een actieve aanvraag voor onderzoek naar goud, koper en mangaanerts lopen. Het betreft een gebied van meer dan 9000 hectare in Nova Aripuanã, een naburige gemeente van Apuí, waar het hoofdkantoor van Aliança Mineração gevestigd is. Een rondgang op internet leert dat Agostinho Borges mijnbouwbedrijven exploiteert in Roraima en aan de oevers van de Juma-rivier, in de regio van Apuí en Novo Aripuanã (Amazonas).

De conflictkaart van de Oswaldo Cruz Foundation (Fiocruz) laat zien hoe de regio wordt gekenmerkt door een sterke stroom van goudzoekers die voornamelijk op zoek zijn naar alluviale goudafzettingen die in de plaats in 2006 zijn ontdekt. ​​Apuí is een van de toegangspoorten tot illegale mijnbouw- en houtactiviteiten in het Amazonegebied en – zoals dit observatorium deze maand tijdens een bezoek aan de regio heeft waargenomen – is het een van de gemeenten waar branden zich in het Amazonegebied concentreren.

Tonsk Fialho studeert  rechten aan de UFRJ en onderzoekt vakbonden en sociale bewegingen. |

|| Alceu Luís Castilho is hoofdredacteur van De Olho nos Ruralistas ||

Hoofdafbeelding (Reproductie/YouTube): Valdemar Costa Neto, voorzitter van de PL, heeft bijzondere belangen bij het legaliseren van mijnbouw

Posted on

Van varkensmest naar brandhout op een luchtfiets

Afbeelding met muur, binnen Automatisch gegenereerde beschrijving

Van varkensmest naar brandhout op een luchtfiets

Afbeelding met muur, binnen Automatisch gegenereerde beschrijving

Bij alle commotie over de stikstofcrisis en het aanverwante boerenverdriet, moest ik terugdenken aan een kwestie uit de eerste helft van de negentiger jaren. Ik kwam het tegen in mijn onderzoek naar de ontbossing van de regenwouden in het Amazonegebied en West-Afrika.

In die tijd was er een mestverwerkingsbedrijf “Promest”, in Helmond. Het verwerkte drijfmest van varkenshouderijen tot mestkorrels. Het idee was die korrels wereldwijd als bodemverrijkingsproduct voor de landbouw in te zetten. Een wereldmarkt lag open. Niet alleen ging Promest zo in één klap het toen al schrikbarende mestoverschot in Nederland oplossen, ze zouden ook nog eens schathemeltjerijk worden van de varkenspoep waar we tot dan toe geen weg mee wisten. Sterker nog; Promest moest poep gaan importeren, want ze zouden de vraag nooit aankunnen met alleen dat beetje Nederlandse poep.

Gejubel klonk uit alle hoeken van het land. Minister Braks kwam de presentatie van de bouwplannen voor de nieuwbakken industrieparel opluisteren, samen met nationale milieuknuffelbeer Ed Nijpels, en zelfs koningin Beatrix toog naar Helmond om dit toonbeeld van innovatie en zuivere Hollandse handelsgeest te bewonderen. Investeerders pompten een kleine 135 miljoen in de poep-converter, en de overheid smeet er ook een subsidietje van 8 miljoen tegenaan.

Het gejubel verstomde snel toen bleek dat de boeren niet wilden betalen voor het aanleveren van hun poep aan de Promest-boys. Zo van die dingen die je over het hoofd ziet bij het opstellen van je ondernemingsplan. Kan gebeuren, nietwaar? Dat was even slikken in de stad van de kattenmeppers. De wendbare geesten uit Oost-Brabant bedachten echter dat het enorme exportpotentieel hen uiteindelijk wel zou redden. De pijlen werden gericht op het midden Oosten, want daar hebben ze geld…

De ganse, verdorde, door de zon gegeselde zandbak zou met een gezonde laag oer-Hollandse varkensmestkorrels worden bedekt, en daarna zou alras een frisgroene oase ontstaan. Met velden vol wuivende korenaren, hier en daar onderbroken door een graansilo aan de horizon.

Nu begrepen de Helmonders ook wel dat varkenspoep de facto een weinig frisse bedoening is, maar dat de Arabieren er ook vanuit hun levensbeschouwing bezwaar tegen hadden dat de poepkorrels van de vrolijke, intelligente, maar vooral ook onreine, knorrende krulstaarten in de Sahara werden geknikkerd, daar hadden ze dan weer niet op gerekend. Inschattingsfoutje…

VARKENSPOEP IN HET REGENWOUD

Wat nu? Het plan dreigde op een fiasco uit te draaien. Te elfder ure meldde zich, als bij wonder, een engel uit het westen. Het was de Nederlander Gerardus Bartels, die al meer dan dertig jaar in Brazilië woonde. Hij was Honorair-Consul voor Nederland in Belém, de hoofdstad van de Braziliaanse provincie Pará.

De consul zag wel brood in de Helmondse korrels; wilde er de voedingsarme gronden in het Amazonegebied mee oppeppen. Promest dacht er voor zo’n veertig miljoen per jaar te kunnen verkopen, en op termijn wellicht een veelvoud daarvan.

Nu is honorair-consul, zoals de naam al doet vermoeden, een erebaantje. Daar kan de consul niet van leven, en dus had Bartels ook andere bezigheden; Bartels was houthakker… Hij kapte en zaagde het regenwoud in mootjes en maakte er plankjes, kozijnen of vloerdelen van, in zijn fabriekje in Pará. Hij bedacht dat, nu het zijn levensvervulling was geworden het kaalgekapte regenwoud te bevruchten, er dan ook wel voldoende gekapt moest worden. Dus Bartels begon grond op te kopen.

En hij ging voortvarend te werk. In een paar jaar tijd kocht hij 370.000 hectaren tropisch regenwoud bij elkaar. Voor een habbekrats, want een plattelandshand is snel gevuld in Brazilië. Daarmee was Bartels na een paar jaar de grootste buitenlandse grondbezitter in het hele Braziliaanse Amazonegebied.

Helaas, de pret zou niet lang duren… In Augustus 1995 werd het faillissement van Promest aangevraagd. Het geduld was op… Het was ook te mooi om waar te zijn. Nederlandse varkens poepen zich een ongeluk, Promest maakt er korreltjes van, stuurt die op naar Brazilië. Daar gooien ze het op wat ééns regenwoud was, om er gewassen op te verbouwen. Die exporteren ze dan terug naar Nederland, waar wij er dan weer veevoer van maken. De varkentjes eten dat op, gaan weer poepen; enzovoorts, enzoverder. Wat is circulaire landbouw toch mooi…

Alleen jammer dat het regenwoud intussen naar de bliksem werd geholpen.

HET BOS VERHUIST NAAR DE GRAAFSCHAP

Daar zat hij dan met al die hectaren regenwoud… Bartels had zijn gronden in twee Braziliaanse Bedrijven ondergebracht: “Eco Brasil Holanda-Andira Ltda” en “Reflorestadora Ltda”. Hij verkocht zijn belang ten einde raad dan maar aan enkele Nederlanders in Winterswijk. Die richtten het bedrijf “Eco-Brasil BV” op en gingen vrolijk verder met het omver-zagen van het maagdelijk regenwoud in de provincie Amazonas, want daar had Bartels zijn gronden verworven.

Ze hadden een nieuw business- model bedacht: het regenwoud ontbossen, en daarvoor in de plaats teakbomen planten. Die zouden dan vele miljoenen per jaar opbrengen, zo was het idee… De Winterswijkers verkochten – via dit door hen opgericht investeringsfondsje – Bartels’ regenwoud in hapklare brokken door aan Nederlandse particuliere beleggers. Met een mooi rendement, van wel één procent per maand, en alles onder het mom van een ecologisch verantwoorde investering.

De Achterhoekers beloofden voor ieder teakboompje dat ze omzaagden gewoon weer een nieuw boompje aan te planten. Aldus zou een wonderbaarlijk economisch perpetuum mobile verrijzen, dat de deelnemers in het fonds eeuwige rijkdom en een zelfvoldaan gevoel zou bezorgen.

Nu komen teakbomen van origine in het Braziliaanse regenwoud niet voor. De soort is er niet endemisch zoals dat heet. Teakboompjes komen van origine uit Zuid-oost Azië. Waarom zou je in vredesnaam het rijkelijk met exotische boomsoorten toebedeelde Amazonewoud vervangen door een teak-plantage? Zou dat de biodiversiteit nu echt ten goede komen?

Hier toont zich het economisch vernuft van de ondernemers uit De Graafschap. Je verkoopt dat bos om te beginnen gewoon twee keer. Waarom zou je twintig jaar wachten tot die teakboompjes een keer rijp zijn voor de meedogenloze zaagmachines? Hak dat inheemse bos aan barrels, verkoop het dure tropische hardhout via de handel en betaal daaruit gewoon de eerst rendementen aan de investeerders, zo zullen ze hebben gedacht…

Consul Bartels was echter ongelukkigerwijs “vergeten” kapvergunningen voor zijn bezit in Amazonas te regelen, zijn gerommel in het regenwoud was volkomen illegaal. Toen de Nederlanders ook nog dreigden de Sateré-Mawé indianen, die er woonden, te verjagen, greep de gouverneur van de provincie in. In een gezamenlijke actie veegden de Militaire Politie en de Sateré Mawé het gebied in een tien dagen durende razzia schoon. Vijf kaplocaties werden gesloten, 250 houthakkers verloren hun baan, en de activiteiten van Eco-Brasil in Amazonas werden gestaakt. Bartels kwam op de opsporingslijst van de Braziliaanse politie terecht; rijp voor een paar jaartjes brommen.

1.800 goedgelovige Nederlanders investeerden intussen, in een paar jaar tijd, een slordige vijftig miljoen in stukjes plantage bij het stadje Barreirinha in Amazonas. Inkomsten waren er niet, de boel was immers stilgelegd. Eco Brasil in Nederland overleefde nog enkele jaren door beleggers rendement te betalen uit de inleg van weer nieuwe stumpers die in de fabeltjes van het fonds tuinden, maar legde uiteindelijk in 2003 toch het loodje. Het geld was op; zo gaat dat vaak met piramide-constructies…

EEN ADVOCAAT IN HET GROTE GROENE BOS

De directeuren van het fonds hadden intussen de bloemetjes flink buiten gezet. Ze kochten dure auto’s, onroerend goed, en verbrasten kapitalen in casino’s. Er volgden rechtszaken, en enkele van de heren werden in 2008 veroordeeld tot boetes en vrijheidsstraffen, oplopend tot zes jaar.

De curator in het faillissement verkocht het bezit van Eco-Brasil door aan weer een ander Nederlands investeringsfonds. Dat ging via een duistere offshore-constructie over Curaçao. Ze betaalden er twee miljoen voor, en dat geld verdween door de handen van enkele landgenoten richting god-mag-weten-waar… Het handelsregister van de Antillianen is een hol vat. Er staat niets in; geen namen van bestuurders, geen gedeponeerde jaarrekeningen, geen statuten, niets…

Het tropisch bos kwam uiteindelijk door samenspanning tussen een Nederlandse houthandelaar en de directeur van de Braziliaanse dochter van de nieuwe eigenaren terecht bij een Braziliaanse advocaat. Geen man van onbesproken gedrag. Hij werd eerder al eens drie jaar geschorst uit het ambt wegens vervalsing van eigendomscertificaten van “landelijke eigendommen”. Diezelfde jurist was eerder ook al betrokken bij een affaire rond illegale bingo’s in Brazilië. De toenmalig minister Rafael Greca van “Sport en Toerisme”, opvolger van voetballegende Pelé, struikelde over die affaire.

Een ander deel van het Eco-Brasil bezit werd buiten het faillissement om verkocht aan een Zwitsers beursgenoteerd bedrijf. Die transactie werd door dezelfde Nederlanders verricht die ook de mysterieuze miljoenenverdwijning via Curaçao organiseerden. Zij stonden op dat moment op de internationale opsporingslijst van Interpol in verband met betrokkenheid bij illegale prostitutie, mensenhandel en drugssmokkel. Met die deal was ook weer zo’n vijf miljoen dollar gemoeid. Alles bij elkaar dus zeven miljoen in de kassa van god-mag-weten-wie…

In Brazilië bestaat een wet die grondbezit door buitenlanders reguleert. Op basis daarvan kunnen niet-ingezetenen maar zeer beperkt grond aankopen. In het geval van onze diplomaat was dat 2.750 hectaren. Het grootste deel van zijn vermeende eigendommen was dan ook onrechtmatig verworven. Niet alleen het kappen was illegaal, het bezit zelf was dat ook!!!

Hoe dat kan? Wel, het is eigenlijk verbluffend eenvoudig, en tegelijkertijd te stupide voor woorden. Een groepje zakenlieden betaalt, en een clubje ambtenaren ontvangt. Corruptie en fraude dus; zo simpel is het.

Het gevecht om de gronden van Bartels duurt voort. De rechten van het gebied zijn nog steeds onderwerp van juridisch gesteggel. De Nederlanders proberen hun recht nog te halen, evenals de Sateré Mawé. En onze Braziliaanse Bingo-advocaat en zijn makkers? Die vinden het wel goed zo. De poet is binnen, en het tot plankjes verzaagde regenwoud huilt.

Klinkt dit als een fantastisch verhaal? Een kwaadaardige fabel wellicht? Helaas, het is de waarheid, er is geen woord van gelogen.

Ik deed onderzoek naar de activiteiten van Nederlanders in de regenwouden van Brazilië en Liberia. Die combinatie lijkt misschien exotisch, maar er zijn deels dezelfde personen bij betrokken; vandaar. Het resultaat is verbijsterend. Wij, Nederlanders, zijn betrokken bij de exploitatie van maar liefst 1,2 miljoen hectaren maagdelijk regenwoud. Achthonderdduizend in het Amazonegebied, en vierhonderdduizend in Liberia. Daarmee zijn we koploper, in beide gebieden.

Het is niet zo dat die rechten in handen zijn van multinationals of zelfs maar capabele, respectabele en gespecialiseerde bedrijven. Het zal u wellicht verbazen (of niet), maar het gaat hierbij voornamelijk om vrijbuiters, profiteurs, opportunisten en boefjes van velerlei allooi.

OUD PAPIER IN DE MOZAÏEK VAN APUÍ

Er zijn verbluffende voorbeelden. Zo gebeurde het dat een Nederlands – Liechtensteinse groep het bezit van een enorm – grotendeels beschermd – bosgebied in het zuiden van de staat Amazonas claimde op basis van een document uit 1912. Niet dat uit dat document duidelijk was dat zij de eigenaren van die gronden waren, maar dat is niet persé een belemmering in Brazilië. Er zijn ambtenaren die op basis van zo’n onduidelijk document een stuk grond (in dit geval 537.000 hectaren) gewoon toewijzen. Dat is dan bezit, geen eigendom. Je claimt de grond als het ware. Een netwerk van advocaten en notarissen zorgt er vervolgens voor dat die gronden – al dan niet in kleinere kavels – kunnen worden “doorverkocht”. Daarna worden ze door de nieuwe “eigenaren” geëxploiteerd. Dat wil zeggen (meestal): bomen omhakken, de resten platbranden en de grond weer doorverkopen aan arme boeren die er hun vee op stallen.

De opbrengst voor deze “groene ondernemers”, zoals zij zichzelf afficheren, loopt in de tientallen miljoenen. Pure speculatie, en bovendien illegaal…

En wie schetst mijn verbazing? Daar komt onze frauderende Braziliaanse bingo-jurist weer om de hoek kijken. Die is namelijk partner van dit clubje in het land van de gele kanaries. Hij is ook representant van een beruchte coöperatie van ruim 1.000 agrariërs in de zwaar ontboste staat Mato Grosso, juist ten zuiden van Amazonas.

Het hout wordt verkocht naar Amerika of Europa. De schattingen lopen een beetje uiteen, maar in vijfentachtig tot negentig procent van de gevallen gaan de zendingen vergezeld van vervalste documenten. Het is een algemeen bekende praktijk in het wereldje. Het “opwarmen van hout” wordt het ook wel genoemd. Men kapt in niet vergunde gebieden, vaak beschermde natuurreservaten, en er worden papieren bijgevoegd uit een ander gebied, met minder waardevolle vegetatie, waarvoor wél een vergunning bestaat.

Zo komt het kostbare hout bij ons aan, met alle benodigde papieren en stickers, inclusief het zo gewenste FSC-certificaat. En jij – als consument – denkt dat je een politiek correct stukje hout koopt. Nou vergeet het maar; je kunt er absoluut niet op vertrouwen. In de meeste gevallen is jouw hout goed fout!! Laat ik mij haasten om duidelijk te maken dat er uitzonderingen zijn, maar enkele jaren geleden is een groot gedeelte van de Nederlandse houthandel op de vingers getikt. Ze hadden de procedures in de toevoerkanalen niet onder controle.

ROVERS IN MONROVIA

Dezelfde Nederlands – Liechtensteinse groep die in het zuiden van Amazonas actief is, trof ik ook aan in Liberia. Ze verwierven er concessies voor het exploiteren van vierhonderdduizend hectaren regenwoud. Een goed deel van de erfenis van Guus Kouwenhoven, zal ik maar zeggen…

De gunning van de contracten was zeer dubieus. De lokale dochteronderneming werd opgezet door de voorzitter van de Liberiaanse tweede kamer, samen met een ex-minister, de toenmalig voorzitter van de politieke partij van George Weah en nog een provinciale politicus. Op de achtergrond was het echter de Nederlands – Liechtensteinse combinatie die aan de touwtjes trok. Zij namen kort voor de gunning van de concessies de aandelen over van de Liberiaanse politieke bobo’s. Niet rechtstreeks natuurlijk, dat valt te veel op. Er zat een beste kerstboom met bedrijfjes in belastingvriendelijke oorden tussen…

Het biedingsproces verliep zeer schimmig, en op de besluitvorming was van alles aan te merken. Op basis van de due-dilligence die indertijd onder auspiciën van (alweer) een Nederlands bedrijf werd verricht, kan slechts één conclusie getrokken worden: alle verleende concessies in Liberia zijn illegaal! Dat geldt overigens niet alleen voor de houtexploitatie. Of het nu om diamanten, goud, ijzererts, olie of hout gaat (want dat heeft dit straatarme land allemaal…), aan vrijwel alle contracten zit een luchtje. Soms bewezen corruptie, heel vaak een vermoeden van…

En er is meer aan de hand. De sociale contracten die de Europeanen met de lokale bevolking afsloten, worden niet of nauwelijks nageleefd. Die contracten voorzien in de aanleg van wegen om dorpen te ontsluiten, de bouw van ziekenhuizen en scholen, scholing, handpompen, enzovoorts. Zaken die voor de wederopbouw van het land na twee burgeroorlogen broodnodig zijn. Er komt allemaal weinig tot niets van terecht.

In de contracten zijn ook vergoedingen opgenomen. Zo moeten de concessiehouders jaarlijks “land rental fees” betalen, en daarnaast belastingen. De Nederlands – Liechtensteinse combinatie loopt in de betaling daarvan tientallen miljoenen achter. Heel veel geld voor het straatarme Liberia, dat sinds het einde van de burgeroorlog economisch nauwelijks vooruitgang heeft geboekt.

Wie zitten daar dan achter? Hoe slecht moeten die houtkapbedrijven wel niet zijn? Het is misschien bijzonder, maar het gaat niet eens om houtkapbedrijven. De Nederlanders en hun kompanen in Zwitserland, Liechtenstein, Brazilië en Liberia zijn bankiers, verzekeraars, valutahandelaren en juristen. De houtkapbedrijven zijn slechts onderaannemers.

Een aantal van die heren (want het zijn allemaal heren) hebben een verleden in piramidespelen, valutazwendel, pump & dump praktijken met beursfondsen, handel met voorkennis en verzekeringsfraude. Een mooi gezelschap om de longen van de wereld aan toe te vertrouwen…

En wij maar denken dat de oorzaak ligt bij grote multinationals, banken en pensioenfondsen of ons eigen gedrag. De consument kan wel wat minderen met vlees, nietwaar? Die factoren spelen zeker een rol. En voor diegenen die daartegen actie voeren zou ik zeggen: “ga er vooral mee door, en doe je best”. Maar los je daar nou echt zoveel mee op?

En natuurlijk, JBS koopt vee uit het Amazonegebied, en daarvoor zijn bomen gekapt, Cargill doet in soja om er veevoer van te produceren, en biomassa wordt echt niet alleen van afvalhout gemaakt. Maar hoe komt dat? JBS – de grootste vleesproducent ter wereld – heeft echt geen bos in Amazones kaalgekapt om er koeien op te zetten, en Cargill heeft het bos ook niet eigenhandig platgewalst om er soja-akkers aan te leggen.

Het ís niet zo dat die bedrijven de hand hebben in de enorme bosbranden, die ons ieder jaar weer overvallen in het Amazonegebied. En het is ook niet zo dat zíj het zijn, die de bitter-arme bevolking van Liberia uitbuiten, sociale contracten niet nakomen, toch al zeer karige maandloontjes niet uitbetalen, en voedselrantsoenen slechts verstrekken als het zo uitkomt…

Je kunt de veeboer de ontbossing óók niet kwalijk nemen. Hij was waarschijnlijk arm, in geld en kansen, kon een stukje grond kopen voor weinig. Die verkoopt zijn runderen gewoon aan een handelaar, en die verkoopt het weer aan JBS. Evenzo kun je het de houthakkers niet verwijten. Dat zijn ook maar arme sloebers die voor een zetbaasje werken. Ze verdienen een karig loon, hebben geen alternatief.

De kern van de kwestie is dat het fout gaat bij grondverkoop en het vergunnen van exploitatierechten. Of het nu om Brazilië of Liberia gaat, dat proces is de wortel van alle ellende… Is het probleem substantieel? Jazeker.. Je kunt er gerust van uitgaan dat het overgrote deel van de illegale houtkap en bosbranden is terug te voeren op deze mechanismen.

Er zijn talloze voorbeelden. Niet alleen de Nederlanders, hoewel wij een serieus deuntje meeblazen…

HANDHAVING ONBEGONNEN WERK?

Maar wat te doen? Wat doe je tegen systemische corruptie? Hoe zit het met de procedures en handhaving?

Handhaving is ingewikkeld. Ter illustratie: de Mozaïek van Apuí in het zuiden van Amazonas beslaat bijna twee en een half miljard vierkante meter. De gemeente waarin het gevestigd is meet één en een kwart keer de oppervlakte van Nederland, heeft niet meer dan 22.000 inwoners, en vier politie -agenten in dienst. Er woont vrijwel niemand in het bos; er zijn geen boswachters, geen patrouilles. Het gebied is moeilijk begaanbaar. Er zijn slechts zand en modderpaden. Detectie via de lucht met satellieten gebeurt, maar is per definitie te laat. Als het bos eenmaal brandt is het kwaad al geschied.

Over de papierwinkel had ik het al even. Die is er meestal wel. De douane in het importland controleert slechts twee procent van de containers die de haven binnenvaren. Daarvan is de zin dan ook nog twijfelachtig; de documenten zijn er immers gewoon, er lijkt dus eigenlijk niets aan het handje…

Een probleem vandaag is dat iedere schakel in de keten zich kan verschuilen achter de vorige. Jouw leverancier verschuilt zich achter een distributeur, die zich verschuilt achter een importeur. Die wijst weer terug naar een toeleverancier (zagerij of handelaar in het land van herkomst), die weer terugverwijst naar de exploitant, die op zijn beurt vaak werkt met onderaannemers. In die laatste categoriën wordt dus veelvuldig met valse certificaten gewerkt.

We vertrouwen te veel op de documentenstroom. Een FSC certificaat biedt eigenlijk geen enkele garantie. Handhaving moet meer ter plaatse – in de concessiegebieden – plaatsvinden. En permanent in plaats van incident-gestuurd. En dat is helemaal geen onmogelijke opgave. De staat Amazonas is de grootste van heel Brazilië, en herbergt 62% van het tropisch regenwoud in dat land. Toch zijn er maar een beperkt aantal concessies uitgegeven, en die zijn wel- bekend. Gewoon handhaven op locatie, zou ik zeggen. De hoeveelheid mankracht die daarvoor nodig is kan geen bezwaar zijn. Het alternatief kost veel meer inspanning.

Een goed voorbeeld is het zuiden van Amazonas, waar onze Nederlands-Liechtensteinse helden hun territoriale driften botvieren. In 2017 vond daar een grote handhavingsactie plaats. Apui en Humaíta, twee plaatsjes aan de grens van de beschermde “Mozaïek van Apui”, waren op dat moment de belangrijkste hotspots in het land als het gaat om bosbranden. Er werden achthonderd politiefunctionarissen en militairen op afgestuurd. De uit de hand gelopen situatie moest onder controle worden gebracht: negentienhonderd brandhaarden in slechts één maand tijd… Die troepenmacht bleef er zowat een jaar actief, maar toen de meute vertrokken was, stak het fenomeen de kop gewoon weer op…

Hoeveel functionarissen zouden er nodig zijn om een goede preventieve controle in die paar concessiegebieden op te tuigen? Vast geen achthonderd. De benaderingswijze is eenvoudigweg niet juist!!

En doe eens wat aan die dwaze zelfregulerende landregistratie via het “Cadastre Ambiental Rural”. Vragen om ellende is dat! Hoe kom je erop iedereen het recht te geven een eigen stukje “braakliggend terrein” te claimen? Er wordt grootschalig misbruik van gemaakt… De belastingheffing zou remmend moeten werken, maar de ITR (Imposto sobre a Propriedade Territorial Rural), sluit beschermde natuurgebieden uit. Daar hoef je dus juist géén belasting over te betalen.

In Liberia is de kwestie anders. Daar is de “chain of custody” wel beter op orde, maar manifesteert het probleem zich bij de totstandkoming van contracten. De internationale gemeenschap heeft geprobeerd hier wat aan te doen. De laatste jaren vooral door de implementatie van “Voluntary Partner Agreements” door de EU, met veel nadruk op aanscherping van procedures.

Het probleem schuilt echter in de nog altijd aanwezige systemische corruptie, niet zozeer in het ontbreken van procedures. Die corruptie kan uitgebannen worden als de internationale gemeenschap het voortouw neemt, meer invloed in het beslissingsproces rond biedingen claimt. Dat kan makkelijk in een land dat grotendeels afhankelijk is van buitenlandse steun. Er vloeit nu jaarlijks zo’n vijfhonderd tot zeshonderd miljoen richting Liberia, de helft van de jaarlijkse overheidsuitgaven van het land. Het resultaat is nihil. Het land moet bij de hand genomen worden, wil het ooit wat worden…

Maar de soevereiniteit van de staat dan? Ik begrijp dat argument, maar er is een middenweg denkbaar. Wie betaalt, bepaalt, is een gekend adagium in het zakenleven. Dat is misschien vloeken in de kerk van de internationale diplomatie, maar enig pragmatisme lijkt toch echt wel gewenst…

Alle goede bedoelingen van de internationale gemeenschap ten spijt profiteert het Liberiaanse volk niet mee van de “revitalisering” na de tweede burgeroorlog. Exploitanten negeren en masse afspraken. Of het nu om het betalen van belastingen en fees gaat of sociale verplichtingen, en dat is een schande… … Als het Liberiaanse volk er niet van profiteert, wat heeft het dan voor zin om hun bossen te vernietigen???
Waar de lonen honderd dollar per maand bedragen, waar houthakkers een gezin van acht plus hun werkloze dorpsgenoten en hun families onderhouden. Waar de houtsector niet meer dan zo’n 10.000 werknemers tewerkstelt, een fractie van de beroepsbevolking. Waar  lonen regelmatig niet eens worden uitbetaald of veel te laat? Zelfs een half serieus internationaal hulpprogramma zou het land meer helpen dan dat!!!

Jaag ze het land uit! Begin opnieuw! Zorg voor een biedingsproces met voldoende (internationaal) toezicht. En sorteer vóór op houtkapbedrijven die wél een degelijke reputatie kunnen overleggen. Want die zijn er… Het zijn er niet veel, maar ze zijn er. En ze zijn ook bekend.

Van de 17 miljoen dollar die uit de nieuwe concessies aan de inlandse bevolking ten goede moest komen, hebben ze er vandaag zegge en schrijven 55.000 in ontvangst mogen nemen. Het resultaat van achterstallige betalingen van concessiehouders, en wat vervolgens nog aan de Monroviaanse strijkstok bleef hangen…

En dan is er de handhaving in Nederland. Als Greenpeace in 2014 bezwaar maakt tegen een gebrek aan handhaving bij de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), volgt een hele serie processen tot aan de hoge raad toe. Wat wil het geval? Een zestal Nederlandse houtimporteurs uit het Amazone regenwoud – heeft de “chain of custody” niet onder controle. Er wordt illegaal hout geïmporteerd! De NVWA volstaat met een waarschuwing, tot ongenoegen van Greenpeace.

De discussie is vervolgens of de NVWA achteraf nu wel of niet alsnog moet handhaven.

Aanvankelijk denkt een rechter in hoger beroep van wel, maar in een daaropvolgend beroep is het toch weer anders. De minister bemoeit zich er uiteindelijk zelfs mee. De – verbijsterende – conclusie is dat handhaving achteraf niet altijd nodig is. De hoge raad meent dat de overheid niet hoeft te handhaven als de betrokken partij inmiddels geen “marktdeelnemer” meer is, en bestuurders worden niet aangesproken…

Nou dat hebben de heren (want helaas, het zijn weer allemaal heren!) goed begrepen. BV’tjes ploften, spatten uiteen door liquidatie of faillissement. En de handel? Die verhuisde gewoon naar het buitenland. Meer in het bijzonder naar België via een piepklein NV’tje onder Nederlandse directie. Een dochter van een bedrijfje in Hongkong; uiteindelijk begunstigden onbekend…

Intussen gaat het regenwoud naar de sodemieter… En wij Nederlanders spelen daar een zeer grote en bedenkelijke rol in. Dus voor je weer een vat vol grote woorden over consumentengedrag en de industrie opentrekt, moet je hier toch ook eens even over nadenken. Waar ligt de kern van het probleem? En overheden…, doe iets! Het zijn uw ambtenaren die het oneigenlijk gebruik faciliteren. Het is uw organisatie die de handhaving verzaakt, allerhande boefjes met fluwelen handschoenen aanpakt, als er überhaupt al iets gebeurt! En het zijn uw wetten en regels, pas ze aan, Doe iets!!!

Ik werd al tot tweemaal toe in rechte betrokken door lieden die belang hebben in de materie. Ze willen niet dat ik er over schrijf. Gek hè? Gelukkig zijn de rechters tot nog toe verstandig geweest…

In de komende tijd publiceer ik gedetailleerd over de ontbossing in Amazonas en Liberia, met namen en rugnummers… Als je echt wilt weten wat daar speelt; wat er werkelijk aan de hand is, houdt dan mijn socials in de gaten…

Posted on

Liberia sighs under Dutch rule in Liechtenstein logging company

Liberia sighs under Dutch rule in Liechtenstein logging company

land rental protest

The Liechtenstein company under Dutch leadership "NRD Natural Resources Development’ exploits part of the rainforest in Liberia. The two operating companies”International Consultant Capital" (ICC) and "Geblo logging”, acquired logging concessions on 398,000 hectares of land in the “Grand Gedeh”, “Sinoe” and “Rivercess” districts in 2009.

NRD owes a number of fees for the exercise of that right. For the land rental, taxes and a number of social obligations stipulated in the contract between the Liberian government and the logging companies. 

NRD and her subsidiaries never met their financial obligations toward Liberia since their inception, and in doing so they seriously failed the country and its people.

When the “Liberia Forest Initiative” (LFI) was launched in 2004, its intent was that the reforms of the Liberian forest sector after the end of the civil war would benefit the Liberian people. It was an initiative of the United States Department of State (via USAID), and was supported by a number of international organizations, including the World Bank.

By mid-2020, the arrears in the financial obligations of ICC and GEBLO jointly amount to over twenty-five million dollars. Money, which largely had to benefit local communities in Liberia. For the construction of infrastructure, schools and hospitals. The contracts were intended to lead to employment for the bitterly poor inhabitants of local communities. About 5,000 jobs were envisaged in the forestry sector. With decent housing, food and a safe working environment. Very little – if at all – has come of this. Today, the forestry sector employs 1,500 people. Of those, about 500 are employed by the two companies. Under poor working conditions; with meager wages, no housing. With irregular food rations and without job security. Little or nothing came of the initial promises.

 

The article below is a poignant example of how companies deal with their social responsibility. It is not a story in itself, there are numerous similar examples. The saga of the forest sector in liberia after Taylor and Kouwenhoven is endless and steeped in a large number of incidents and gross abuses. My book "The Tocantins Forest’ takes you along into the sad details.

ICC LOGGING EMPLOYEES THREATEN WITH HUNGER STRIKE OVER SALARY DELAY

Afbeelding met persoon, grond, groep, menigte Automatisch gegenereerde beschrijving

Grand Bassa County- About 250 workers from the "International Consultant Logging Company" (ICC) have threatened to go on hunger strike if they fail to pay five months' wages owed to them by the company's management.

According to Mr Emmanuel Somah, a representative of the disadvantaged workers, no more timber shipments will take place from the ICC facilities in Big Joe Town, just outside the port city of Buchanan, until the issue is resolved. The boycott will last until the arrears have been paid in full.

The injured workers' action follows management's plan to pay two months of their five-month arrears and the balance three months later. The workers reject this and demand that all five months be paid in full.

According to them, in order to calm the prevailing situation, the government must intervene quickly and ensure that they get their money, otherwise they will embarrass the company's operation by blocking the main entrance until their demands are met.

Mr Somah said; “We came here on Monday to get our money and the management told us to go home and come back on Tuesday as they were not willing to pay our five months backlog.

However, when we arrived on Tuesday, management begged us to settle for two months from our five months backlog and showed us a later date for the balance to be paid. But we say no to that, we want all our money because we don't trust the company. If not, the company will not operate in peace.”

The five month backlog is equivalent to USD$1,000 to USD$1,800.

“We have our wife and children at home, and there is no food. We work for this company and every month we have to apologize because we don't get paid. Some of us have been abandoned by our wives and children because we cannot provide for their daily needs.

This company really pushes us to cause trouble and we're not going home. We prefer to sleep at the company's concession yard until we get our money," said Mr. Somah.

The workers feel that the government of Liberia, including Grand Bassa County labor commissioner Mr Johnson Quaqua, does not represent them well, but speaks in the public interest of the company just because of the taxes they pay to the government.

Mr Somah added. “The president told us in his inaugural address that we wouldn't be spectators of our own province's economy, but now it's even worse than that; we toil for nothing on our own land as if we were outsiders.

Cutting a log is no easy task. When we have a hard time in the bush, the government cannot provide protection, but there is now time and money to send a huge team of officers from the Police Unit (PSU) today to calm the situation and also to company and its management. This Is So Sad For Our Democracy”

When asked, Mr. Johnson Quaqua, the Grand Bassa County labor commissioner, condemned the company's move to export the county's resources while unable to pay its employees their wages.

Despite his disappointment, Mr. Quaqua thanked the aggrieved workers for their peaceful protest, assuring them that he would continue to pressure the management of the logging company until the money was paid in full.

Furthermore, Mr Quaqua said that the company's management had told him that the slowdown in workers' salary is caused by the fall in prices in the global market and the effect of the global Covid-19 pandemic.

“Because of my intervention, the workers have kept so quiet and I say it is not 'good practice'. That's why we're urge anyone who owes workers a salary to make sure these people get their money, because that's what they work for.”